weinig vernederd worden. Het is zonderling, hoe alles gunstig voor onzen goeden julius medewerkt.’
‘Zij is eene zachtmoedige engel, die vrouw van.....’
Een snelle uitroep, die der Markiezin ontsnapte, deed den edelman zwijgen.
Bleeker kan men zich geen levend mensch voorstellen, dan op dit oogenblik de l'hôpital, zonder groet of pligtpleging, binnenstortte. Eerst wierp hij zich op eenen stoel, daarna viel hij aan de voeten der Markiezin. - ‘Om Gods wil, Mevrouw! zeg mij waar zij zijn; want het is op uw bevel. O! zoo dat niet ware, zoo gij het niet weet, dan heeft zij zich in de Seine, geworpen, en de anderen dolen in troostelooze ellende om; dan ben ik hun moordenaar, de moordenaar mijner loïse! - loïse! loïse! In 's Hemels naam, zeg, maria! wijs mij haar verblijf, wijs mij, waar zij zich verborgen heeft; want dat kan niet zijn, dát vreesselijke kan niet waar zijn, mijne echtgenoote eene zelfmoordenares!’
Deze woorden, in den schellen toon der wanhoop, in éénen adem, zonder orde of tusschenpoos, daarheen geworpen, schenen noch den Baron, noch de Markiezin bijzonder te treffen; de laatste voegde hem toe: ‘maar, mijn goede de l'hôpital! hoe wilt gij nu, dat ik iets voege tusschen uwe uitroepingen, die niets anders bewijzen dan op zijn best, dat gij ze zonder nadenken uitspreekt.’
Die koele ernst werkte op julius, hij kwam tot meerdere kalmte.
‘Gij hebt gelijk, edele Vrouw! gij hebt gelijk. Ik wond de hand, die ik knielend kussen moest; maar