ofschoon hij drie schreden van haar verwijderd was. Mevrouw de caumartin stelde hem voor, met verbeten ongeduld over zijne verlegene houding.
Henri, goedhartiger, dan zijne ligtzinnige woorden zouden doen vermoeden, sprak julius aan als een' onbekende. Hij begreep, als bij instinkt, dat die man daar was om zijne fortuin te verbeteren, en was menschelijk genoeg, om zephirine af te leiden. De l'hôpital herstelde zich. De Baron, die zich overtuigd hield, dat julius de Markiezin bewonderde, bragt het gesprek op vrouwelijke schoonheid. Het werd met vuur dóórgezet. ‘De éénige volmaakt schoone vrouw, die ik ooit gezien heb, zag ik op het Zwitsersche gebergte in doodsgevaar,’ sprak julius.
Henri glimlachte, de Baron haalde even de schouders op. Welk eene fout! Aan twee vrouwen te zeggen, dat zij de schoonsten van haar geslacht niet zijn! zéphirine beschouwde hare kostbare ringen, de Markiezin werd vuurrood; toch sprak zij glimlagchende: ‘Wel, Mijnheer de l'hôpital, dat belooft een' roman; Mevrouw d'autaine brandt van verlangen, om te weten, wie schooner kan zijn dan zij.’
‘Och neen!’ antwoordde deze spijtig, ‘ik zie haar reeds: eene Zwitsersche bergnimf, lomp, boersch, met volle vormen, een bruin verbrand gelaat, doch het verhaal kan echter romanesk zijn, - Mijnheer redde zeker....’
‘Ik had geen mensch moeten zijn, om het niet te doen, Mevrouw! maar vergun mij te zwijgen; dat eerste woord is mij ontvallen! mijne daad was zeer natuurlijk; slechts bij toeval verrigtte ik die; daarenboven