langen moet denken; de winterbijeenkomsten zijn gunstig tot zekere kennismakingen, zij is in den vollen bloei harer schoonheid; eene schitterende partij kan haar niet ontgaan: met één woord, ik wensch haar uit te huwen.’
St. really bedacht zich. - ‘Eene schitterende partij,’ zeide hij als bij zich zelven, en daarop luider, met zelfvoldoening, alsof hem die gedachte niet door haar was ingegeven, - ‘Mevrouw! daar valt mij iets in. Zoude niet mijn stephan?....door den vader zijner moeder is hij reeds bij mijn leven Lord van Folkstead; Chummore-Castle met al mijne bezittingen behooren hem alléén na mijnen dood; hij wordt pair van het Rijk, ik kon hem bij zijn huwelijk mijn hôtel te Londen medegegeven. Wat dunkt u? Indien gij wildet, zoo uwe anny hem konde beminnen, als stephan zelf zijnen ouden vader genoegen wilde geven....Zou ik op uwe toestemming mogen hopen?’
‘Uw voorstel is zoo onverwacht, zoo plotseling,’ antwoordde zij, zich volkomen meester blijvende; ‘ook kan ik niet alleen beslissen, de Hertog van jeverless is vader. Daarenboven uw zoon, met zijne teleurgestelde neiging voor uwe nicht, konde zwarigheid maken, en mijne dochter moet, zonder aandrang van derden, uit vrije keus gezocht worden, anders bewillig ik in niets. Toch zal ik uw voorstel overwegen, en anny toetsen. Spreek gij uwen zoon van uwen wensch, dat hij zich rondborstig verklare, hoe hij er over denkt, dan kunnen wij verder zien.’
‘Gij blijft dus nog tot zóó lang hier?’
‘In beide gevallen verpligt de étiquette mij ons te verwijderen. Zoo echter,’ voegde zij er glimlagchende