Slaaf van zijn zonden.
Die slavernij van zijn eigen driften en begeerten had den slaaf gedrukt; hij had zich enkele malen tegen haar juk verzet, maar zonder volkomen ernst, zonder vastheid van wil, om geheel met haar te breken. Bijgevolg strekte die ijdele poging tot niets, dan om er het klemmende te meer van te doen gevoelen. Na iedere nederlaag zwakker geworden, had hij ten laatste berust en droeg het juk nu uit gewoonte en met al den trots der vrijwilligheid. Hij noemde het levenswijsheid, zich het leven niet langer bang te maken met zulken strijd en zag met schamper medelijden neer op hen, die nog moed hadden de worsteling vol te houden.