Gedachten
(ca. 1937)–A.L.G. Bosboom-Toussaint– Auteursrecht onbekend
[pagina 29]
| |
't gehinnik van 't weelderige paard, als 't getjilp van 't vogelkijn in de twijgen. Niet hooger gingen die toonen, niet dieper drong het woord, niet verder speurde de blik. Levenslust en zorgeloosheid was hier het parool, maar het contreseign: God te verheerlijken in de vreugde des harten, Hem te erkennen in de weldaden Zijner schepping - al was het hun gegeven, al lag het enkele dezer jonge lieden diep in 't gemoed - ze vergaten het in hun woelige, in hun gedachtelooze pretmakerij. Ze waren alleen bedacht op hetgeen men gewoon is te noemen ‘onschuldig pleizier’. |
|