Den Binckhorst(1613)–Philibert van Borsselen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Anders Christelicker. Wel hem, die steeds in Godes vreese wandelt, Sijn wil natracht, end reynen Dienst behandelt, De sonde vliedt, sijn eygen cranckheyt kent, T'benauwde hert tot Gods genade wendt, Op Christum hoopt, sijn naesten liefde thoonet, De wereld schouwt, met t'sijn te vreden woonet Op't veyligh Land, heeft sijn gewisse bly Van s'Vyands schrick end s'Boosen handel vry, Vindt ledigh werck, schaft na sijn eygen wijse Sijn vrolick Mael met ongecochte spijse, Het goet van God met danckbaerheydt erlanght, T'quaet met geduld tot beteringh ontfanght, Den dorpel glat des wulpschen Hofs verachtet, Het strenge recht des Vier-schaers niet betrachtet, Houdt Vreed met elck, de naeckte waerheyt spreeckt, Eenvoudigh wijs, wt t'eerlick bedde queeckt Den segen Gods, schoon Kind'ren tot sijn erven, Sick nu bereydt of hy soud morghen sterven. Verleen, ô God, my end elck Christen mensch, De wil end daet mijns ongeveynsden wensch. Vorige Volgende