Geestelick vreugde-beeckje. Toe-ge-eygent aen de Hollantse jeughd
(1645)–Johan van Born– AuteursrechtvrijStemme: Verdwaelde KoninginneONbuygelijcke Menschen:
Van yser en van stael,
Ghy opgevulde penssen
Van allerleye quael:
Die u gemoed, vol vlam en bloed,
Vol wapens hebt gaen smeden,
En u ontbloot, soo kleyn als groot,
Van d'al-bestierde reden.
2 Waer is de Trouw gevlogen?
Wat is nu 't rechte Recht?
Nu komt in plaets de lagen:
| |
[pagina 105]
| |
Bedrogh en veel gevecht,
Men plundert hier, men stoockt het vyer,
Men saeyt veel snoode twisten,
Wie smoort dien brandt? maer elcks verstand,
Versiert geweldt en listen.
3 Wy staen na heerschappyen,
Naer roem en yd'le pracht:
Nae wreede tyrannyen,
Na grootsheyt van geslacht,
Na al het geen, dat tegens reen,
En met de deughd wil strijden,
Men breeckt de Wet, voor elck geset,
In dees bedroefde tijden.
4 Wy staen na gulde schijven
Om goud ist al te koop:
Om goud wy altijdt drijven,
In een onvaste hoop:
In d'Ysre eeuw, is nu 't geschreeuw
O goudt ghy zijt ons leven!
Al ons verstand, en ingewand,
Dat is u overgeven.
5 Hierom is 't lijf vol smetten,
Vol vuyligheyt en stanck,
En wie dit wil beletten,
Behaelt seer weynigh danck.
Men veynst in schijn, maer al ons zijn
Is als vergif van slangen:
Een soet gestreel, een loos gequeel
Om yder een te vangen.
6 Och mochten wy beleven,
Dat liefdes edel saet,
Mocht in ons ZIele kleven,
En smoren al dien haet:
De gulden Eeuw, sou met geschreeuw
In volle blijdschap rijsen:
Dat vroom gemoet, sou van dit goed,
God in den Hemel prijsen.
|
|