Murez, Jos
Vlaams dichter en prozaschrijver (Oudenaarde 13.2.1927 – Gent 1.11.1996). Murez was enige tijd leraar Germaanse talen en van 1954 tot 1981 redacteur van het dagblad Vooruit, waarin hij o.m. de rubriek Geestesleven verzorgde als opvolger van Louis Paul Boon. Bovendien was hij oprichter en redactiesecretaris van het tijdschrift Het Antenneke. Hij publiceerde ook onder het pseudoniem Henri Dubois. Na het verdwijnen van Vooruit werkte Murez nog enkele jaren voor De Morgen.
Murez publiceerde dichtbundels, romans, verhalen, essays en monografieën. Aanvankelijk stond de poëzie van Murez nog onder invloed van Karel van de Woestijne en Bert Decorte, zoals in zijn debuut Amor tui (1951) en de daarop volgende bundel Ingekeerde groei (1952). Geleidelijk verwerft hij in latere bundels een eigen stem en raakt zijn poëzie meer en meer sociaal geëngageerd, zoals in de bundels Vivarium (1982) en Retrogradus (1997).
Voor zijn debuutroman Tantalus kreeg Murez in 1967 de provinciale prijs van Oost-Vlaanderen. In 1981 verscheen van deze roman een herwerkte versie onder de titel De steen der goden. Autobiografisch en sterk geëngageerd is zijn romantrilogie Weekends zonder woorden (1974), Het bad van de waterman (1975) en Brusselse bijzit (1976), door Paul van Aken ‘de kroniek van een familiale schipbreuk’ genoemd. Verhalend proza van Murez verscheen in De zwevende galblaas (1979) en Schampere verhalen (1986).
In zijn essays en monografieën over beeldende kunst toont Murez een voorkeur voor het surrealisme, zoals blijkt uit zijn boeken over Jos Trotteyn, surrealistisch schilder (1970), Aglane de Nivelles, surrealistisch schilder (1972), Bert de Clerck (1980) en zijn monografie Universeel surrealisme (1972). Over het letterkundig leven in Gent en over Louis Paul Boon schreef hij het autobiografische De progressieven (1989). Een bloemlezing uit zijn poëzie verscheen postuum in Retrogradus: lila-gedichten (1997).