Lovendaal, G.W.
Gijsbertus Wilhelmus Lovendaal, Nederlands dichter (Nijmegen 11.2.1847 – Grave 18.1.1939). Lovendaal volgde een onderwijzersopleiding en werd in 1865 onderwijzer in Bemmel en vervolgens vanaf 1876 schoolhoofd in Cuyk. Daarna vestigde hij zich in Grave, waar hij van 1883 tot 1930 directeur van de gemeentelijke tekenschool was.
In 1879 debuteerde hij met een bundel kinderliederen onder de titel Lentedagen. Hij werd bekend met Lied der liefde (1880), een bundel minnedichten voor volwassenen die door Busken Huet lovend werd besproken. Zijn bundels volksliedjes Licht geluid (1910) en Frissche wind (1921) passen meer in de traditie van de negentiende-eeuwers Beets, Van Lennep en De Schoolmeester, dan in die van zijn tijdgenoten, de Tachtigers. Een aantal van deze volksliedjes werd op muziek gezet. Zijn dichtstuk Magen en Hilda (1885) is gebaseerd op een oude stamsage.
Intussen bleef Lovendaal gedichten voor kinderen schrijven die onder meer gebundeld werden in Aan moeders schoot (1880) en Kindergedichten (1914). Enkele daarvan werden met muziek opgenomen in de populaire bundel Kun je nog zingen, zing dan mee, zoals het bekende ‘Hollands vlag je bent mijn glorie’. Lovendaal werd in 1926 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Literatuur: BNTL; Cd. Busken Huet, [Over G.W. Lovendaal], in: Litterarische fantasien en kritieken (dl 21, z.j.), p. 192-195; J.E. Sachse, ‘Letterkundige tijdgenoten, II. G.W. Lovendaal’, in: Nederland 40 (1888) 4, p. 335-348; A. de Vries, ‘’Een bescheiden, zangerige dichter’. Nagekomen levensbericht van G.W. Lovendaal (1847-1939)’, in: Nieuw Letterkundig Magazijn 15 (1997) 2, p. 62-65.
G.J. van Bork
[Herschreven, maart 2008]