Linde Jz., Gerrit van de
Nederlands dichter (Rotterdam 12.3.1808 – Londen 27.1.1858). Vanaf 1825 studeerde Van de Linde theologie in Leiden. Hij moest in 1833 naar Londen uitwijken vanwege schulden en een buitenechtelijk kind bij de vrouw van één van zijn hoogleraren. Geholpen door vrienden, waaronder Jacob van Lennep, kon hij in Londen een kostschool beginnen, waaraan hij zijn pseudoniem De Schoolmeester ontleende. Tijdens zijn studententijd in Leiden schreef Van de Linde gedichten en in 1830 wordt hij lid van de redactie van de Studenten Almanak. Daarin publiceert hij in 1834 ‘Proeve van Dichterlijke Vlucht’, een parodie op de beschrijvende dichtkunst, waarin de latere De Schoolmeester al volledig herkenbaar is.
In Londen bleef Van de Linde in contact met Jacob van Lennep aan wie hij talloze brieven schreef. Voor Van Lenneps almanak Holland leverde hij humoristische gedichten, waarin hij experimenteert met groteske of bewust onbeholpen verzen, de zogenaamde knittelverzen. Buitengewoon populair werden zijn komische gedichten van de ‘Natuurlijke historie voor de jeugd’, waarin hij allerlei dieren de revue laat passeren. Dikwijls maakt hij in deze poëzie gebruik van overdrijvingen, waarbij hij de reële mogelijkheden overschrijdt, zodat situaties of beschrijvingen absurd worden.
Na de dood van Van de Linde verzamelde Van Lennep de gedichten van zijn vriend in de bundel Gedichten van den Schoolmeester (1859) die hij voorzag van een levensbericht van de dichter. Die bundeling kende een groot succes en werd in grote oplagen telkens herdrukt. Hele generaties kende gedichten of fragmenten van de poëzie van De Schoolmeester uit het hoofd.
De humoristische poëzie van De Schoolmeester is wel in verband gebracht met de Engelse literaire traditie, zoals die van de Ingoldsby Legends van R.H. Barham en The Tour of Dr. Syntax van William Combe bij tekeningen van Rowlandson. Ook de typisch Engelse humor van Punch kan invloed gehad hebben.
De belangstelling voor de gedichten van De Schoolmeester bleef lang bestaan. In 1959 verzorgde F.K.H. Kossmann een Keuze uit de Gedichten van den Schoolmeester. In 1975 verscheen een facsimilé-editie van de Gedichten naar de zesde druk van 1872. In 1987 promoveerde Marita Mathijsen op een documentair-kritische uitgave in drie delen van De brieven van De Schoolmeester, met toelichtingen en een verantwoording. Eerder had zij al de brieven aan Van Lennep uitgegeven in Waarde van Lennep, brieven van de Schoolmeester (1977) en met H. Eijssens en D. Welsink Schandaal in Leiden (1978). In 2001 verschenen De gedichten van De Schoolmeester in de Griffioenreeks.
Literatuur: BNTL; BWN; Oosthoek; WP-lexicon; F. Kossmann, ‘De ontspoorde jager’, in: Maatstaf 8 (1960-1961) 7, p. 425-437; F. Kossmann, ‘Divertimento over begin en einde van de historische belangstelling’, in: Jaarboek Mij Ned. Letterkunde te Leiden (1961-1962) (1962), p. 3-12; De Schoolmeester, speciaal nummer van Bzzlletin 7 (1978-1979) 64; W.F. Hermans, ‘De rechtzinnige zondaar’ en ‘De school van De Schoolmeester’, in: Houten leeuwen en leeuwen van goud (1979), p. 289-305; P. van der Lecq, ‘Voorheen en thands: over de gedichten en brieven van De Schoolmeester’, in: Vooys 6 (1987-1988) 1, p. 2-13; M. Mathijsen, ‘’Wij loopen met die soort van grappenmakerij niet hoog’: over de poëzie van De Schoolmeester en de humoristische dichtkunst’, in: Nederlandse literatuur in de romantiek, 1820-1880 (2004), p. 215-227.
G.W. Huygens en G.J. van Bork
[Ingrijpend gewijzigd, februari 2008]