Lier, Rudie van
Rudolf Asueer Jacob van Lier, Nederlands (Surinaams) socioloog, cultureel antropoloog en dichter (Paramaribo 24.8.1914 – Wageningen 28.5.1987). Op vijftienjarige leeftijd ging Van Lier naar Nederland, doorliep het gymnasium in Den Haag en studeerde van 1934 tot 1941 culturele antropologie en sociologie in Leiden. Aan de Parijse Sorbonne en de Ecole des Hautes Etudes studeerde hij in 1937 en 1938 bovendien geschiedenis en filosofie. Tijdens WOII was hij secretaris van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag. Tezelfdertijd bezocht hij met vrienden illegale bijeenkomsten. In 1947 ging hij opnieuw sociologie en culturele antropologie studeren, nu als fellow van de Rockefeller Foundation. In 1949 promoveerde hij cum laude op de dissertatie Samenleving in een grensgebied. Een sociaal-historische studie van Suriname. In datzelfde jaar werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar sociologie en cultuur van Suriname en de Antillen in Leiden. In 1955 werd hij gewoon hoogleraar in Wageningen, maar hij bleef ook werkzaam voor de Leidse Universiteit. Van Lier vervulde bovendien allerlei regeringsfuncties in Nederland en Suriname. In 1980 ging hij met emeritaat.
Al vroeg verkeerde Van Lier in kringen rond het tijdschrift Forum. Hij was bevriend met Menno ter Braak en ontmoette Du Perron in Parijs. Onder het pseudoniem R. van Aart debuteerde hij met poëzie in Forum. Zijn eerste bundel gedichten was Praehistorie (1939), in 1944 opgenomen in de illegaal verschenen grotere bundel Praehistorie met de vermelding ‘Verzamelde gedichten’. Onder diezelfde titel gaf zijn vriend Fred Batten zijn proza uit in 1946. Daarna duurde het lange tijd voor er weer poëzie van Van Lier verscheen. In 1974 kwam er opnieuw een bundel gedichten in Rupturen en in 1986 pas weer enkele gedichten in de tijdschriften Tirade en Maatstaf.
De poëzie van Van Lier is spontaan en sterk persoonlijk. Ironie en relativering zijn kenmerkende eigenschappen van zijn gedichten en als auteur wilde hij authentiek aanwezig zijn in zijn poëzie. Die houding maakte dat hij zich niet alleen thuis voelde bij Forum, maar ook in hun kring als ‘persoonlijkheid’geaccepteerd werd.
In de latere bundel Rupturen wordt zijn poëzie gerijpt geacht. Deze gedichten tonen iets van ontgoocheling over niet ingeloste beloften en de kilte van verlies en dood. Ook de uiteindelijke waarde van de liefde wordt in deze verzen getoetst.
In 1976 werd Van Lier benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en in 1979 kreeg hij een eredoctoraat van de University of the West-Indies.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; M. ter Braak, ‘De ‘cynici’’, in: Verzameld werk (dl 7, 1951), p. 188-194; E. Hoornik, ‘R. van Lier’, in: Kritisch proza (1978), p. 77-81; H. van de Belt e.a. Essays in rural sociology in honour of R.A.J. van Lier (1981); B.F. Galjart e.a. (red.). ‘Een andere in een ander’; liber amicorum voor R.A.J. van Lier (1982); J.A.A. Bervoets. Plaatsingslijst van het archief van Prof. Dr. R.A.J. van Lier (1914-1987) over de jaren 1945-1986 (1987); J.D. Speckmann & G.W. Locher, ‘In memoriam Rudof Asueer Jacob van Lier’, in: Bijdragen tot de Taal-, land- en volkenkunde 144 (1988), p. 3-18; H.A. Gomperts, ‘Rudolf Asueer Jacob van Lier: Paramaribo 24 augustus 1914 – Wageningen 28 mei 1987’, in: Jaarboek Mij Ned. Letterkunde te Leiden 1987-1988 (1989), p. 180-196.
G.J. van Bork
[Nieuw, februari 2008]