Leopold, Jan Hendrik
Nederlands dichter en classicus (’s-Hertogenbosch 11.5.1865 – Rotterdam 21.6.1925). Leopold studeerde klassieke letteren in Leiden en promoveerde daar in 1892 op Studia Peerlkampiana. Van 1891 tot 1924 was hij leraar klassieke talen aan het gymnasium Erasmianum in Rotterdam, waar Ida Gerhardt tot zijn leerlingen behoorde. In 1924 werd hij vanwege ernstige doofheid afgekeurd.
In 1893 debuteerde Leopold met gedichten in De Nieuwe Gids en nadien heeft hij met grote tussenpozen gedichten aan dat tijdschrift bijgedragen. Pas in 1912 bracht P.C. Boutens dit verspreide werk bijeen in de bundel Verzen, een bibliofiele uitgave in 80 exemplaren. Die bundeling ontstond tegen de wil van Leopold zelf, die er aanleiding in zag om de uitgave van zijn poëzie zelf ter hand te nemen. In 1913 verschijnt zijn eigen uitgave van Verzen, waarin nog ongepubliceerd werk wordt opgenomen.
In het dichterschap van Leopold worden drie perioden onderscheiden, ook al blijft in zijn poëzie één centraal thema overheersen. Dat thema betreft het verlangen om op te gaan in een hogere, metafysische eenheid of in de ander (de geliefde), maar tegelijk het pijnlijke onvermogen om buiten het eigen ik te treden. Daarbij werkt Leopold met ambivalente of paradoxale beelden in zijn poëzie, beelden die zowel het geluk beschrijven die het overschrijden van het beperkte ik teweeg brengt, maar tegelijk de angst of het onmogelijke laten zien van dit buiten zichzelf treden.
In de eerste periode staat Leopold nog onder invloed van het sensitivisme, zoals dat in Gorters Verzen (1890) gestalte kreeg. Leopolds vroege verzen vertonen kenmerken van het symbolisme, maar aanvankelijk nog sterk subjectief gekleurd. In suggestieve bewoordingen brengt hij subtiele zieleroerselen tot uiting, waarin emotionaliteit overheerst. Men heeft deze periode wel aangeduid als subjectief-symbolistisch.
In de eerste jaren van de twintigste-eeuw voelde Leopold zich sterk aangetrokken tot de filosofie en vooral de stoïsche wijsbegeerte. Daarover publiceerde hij samen met zijn vriend F. Schmidt Degener het boekje Stoïsche Wijsheid (1904). Vier jaar later verschijnt zijn Marcus Aurelius-editie en in 1910 Uit den tuin van Epicurus.
In de tweede periode van Leopolds dichterschap treft men een streven aan om in poëzie een veronderstelde diepere samenhang van al het bestaande onder woorden te brengen. Daarmee wordt zijn poëzie afstandelijker, minder ik-betrokken. In een gedicht als ‘Regen’ zijn vier verschillende interpretatiemogelijkheden aan te wijzen, zoals Sötemann heeft laten zien. Om te beginnen is er een beschrijving van een regenbui die op een raam een druppel heeft achtergelaten waarin de buitenwereld gespiegeld wordt. Op een tweede niveau is er sprake van een emotionele laag: de ik van het gedicht ondergaat een visionaire ervaring. Op het derde niveau wordt die ervaring omgezet in het bewustzijn van een grotere samenhang: in de druppel op het raam is dat grotere geheel in een zinrijk verband samengevat. En tenslotte, het besef van die samenhang is vervolgens uitgedrukt in het gedicht dat in laatste instantie de rol van de regendruppel overneemt. Ook het grotere gedicht ‘Oivov’ (Eén druppel wijn) is doordrongen van het stoïsche concept dat al het bestaande is opgenomen in één groot samenhangend geheel.
Deze meer filosofische en minder ik-betrokken periode heeft men aangeduid als objectief-symbolistisch.
In 1915 verschijnt het langere verhalende gedicht Cheops in De Nieuwe Gids. Leopold publiceerde dit gedicht ook afzonderlijk in de bibliofiele reeks De Zilverdistel in 1916. Martinus Nijhoff kwalificeerde het als ‘het gedicht met de zwaarste en langste adem dat ooit in onze taal geschreven is’. Het vormt een nieuwe fase in de ontwikkeling van Leopold omdat eruit blijkt dat hij niet langer gelooft in een uiteindelijke ordening die aan het heelal ten grondslag ligt. Leopolds hoofdfiguur, de gestorven Egyptische farao Cheops, komt tijdens zijn tocht door het ‘hiernamaals’ tot het inzicht dat de mens niet in staat is zich aan het aardse te ontworstelen.
Vanaf 1910 heeft Leopold zich gewend tot de Oosterse dichter Omar Khayyam. Hij schreef een eigen versie van negenentwintig kwatrijnen in Uit de Rubáijat. Hij bewerkt in deze derde fase van zijn dichterschap gedichten van Perzische en Arabische dichters waarmee hij affiniteit heeft. Ze verschijnen in 1922 in de bundel Oostersch, in een bibliofiele editie van de Kunera Pers. In deze laatste periode van Leopolds schrijverschap ziet het ernaar uit dat hij gekomen is tot een ‘berustende wijsheid’, zoals hij die bij deze Oosterse dichters heeft aangetroffen.
Na Leopolds overlijden werden zijn gedichten al vrij snel verzameld en opgenomen in de Werken van dr. Jan Hendrik Leopold, 1865-1925 (1926). Daarna is de belangstelling voor de poëzie van Leopold snel toegenomen, ook al schreef hij moeilijk toegankelijke gedichten. Vooral na de uitgave die P.N. van Eyck verzorgde van de Verzamelde verzen (1935) is het aantal bewonderaars van zijn poëzie sterk gegroeid.
Leopold is levenslang aan zijn poëzie blijven schaven. Er zijn na zijn dood allerlei aanzetten, verbeteringen, versies, doorhalingen en wat dies meer zij in zijn nalatenschap aangetroffen, waaruit bleek hoe nauwkeurig hij te werk ging en hoe hij naar een eindversie toewerkte. Op basis van dit overvloedige materiaal stelden A.L. Sötemann en H.T.M. van Vliet een historisch-kritische uitgave samen van de Gedichten (2 dln, 1983) van Leopold in de wetenschappelijke reeks Monumenta Literaria Neerlandica. Dankzij deze editie kan de wordingsgeschiedenis van Leopolds gecompliceerde poëzie, voor zover die op papier is vastgelegd, gevolgd worden.
De Stichting J.H. Leopold geeft sinds 1982 een reeks Leopold-cahiers uit met opstellen over de auteur en diens werk. In 2006 werden Leopolds gedichten opgenomen in Verzamelde verzen, 1886-1925, een deel in de Delta-reeks die gewijd is aan de klassieken van de Nederlandse literatuur.
Literatuur: BNTL; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; A. Roland Holst, ‘Over den dichter Leopold’, in: De Gids 85 (1921) I, p. 414-450; P.N. van Eyck, ‘J.H. Leopold’, in: De Gids 88 (1924) III, p. 403-447; J. Hulsker, ‘De bronnen van Leopolds Oostersche gedichten’, in: De Gids 99 (1935) IV, p. 40-71; W.E.G. Louw. Die invloed van Gorter op Leopold, ’n bydrae tot die studie van die sensitivisme (1942); J.C. Bloem e.a. Over Leopold (1951); J. Kamerbeek Jr., ‘Leopolds ‘één druppel wijn’; ontwerp voor een interpretatie’, in: Nieuwe Taalgids 45 (1952) 3, p. 129-136; J.M. Jalink. J.H. Leopold; bijdrage tot een levensbeschrijving (1963); N.A. Donkersloot. J.H. Leopold; lotgevallen van een dichterschap (1965); W.A.P. Smit, ‘De ‘Zes Christus-verzen’ van J.H. Leopold’, in: Twaalf studies (1968), p. 126-146; J. Hulsker (red.). J.H. Leopold (Schrijversprentenboek 15, 1970); A.L. Sötemann, ‘J.H. Leopolds ‘Regen’, analyse en interpretatie van een gesloten symbolisch gedicht’, in: Nieuwe Taalgids 67 (1974) 6, p. 475-492; J.D.F. van Halsema, ‘Enkele bronnen van Leopolds Cheops’, in: Tijdschrift Ned. taal- en letterkunde 91 (1975) 1, p. 8-51; F. Esper. Op de hoogte met Leopold: een oriëntatie (1977); W. Spillebeen. Jan Hendrik Leopold (1978); A.L. Sötemann. Op het voetspoor van de dichter. De ontstaansgeschiedenis van J.H. Leopolds’ ’Naast ons, naast ons, achter het riet’ (1980); J.D.F. van Halsema, ‘Dit ééne brein. De dichter Leopold en zijn bronnen’, in: Voortgang 4 (1983), p. 165-191; D. Kroon (red.). In deze weidsche vlucht de koning Cheops (1983); W.J. van den Akker. De zanger zonder weerga. J.H. Leopold en de modern(istisch)e poëzie: over ‘Verzen 1897’ (1988); J.D.F. van Halsema. Bijeen het vroeger en het later. De dichter J.H. Leopold en zijn bronnen (diss., 1989); P.M.Th. Everard en H. Hartsuiker (red.). Ontroering door het woord. Over J.H. Leopold (1991); J.J.M. Meijers. J.H. Leopold als klassiek filoloog (diss., 1995); J.D.F. van Halsema. Dit eene brein. Opstellen over het werk en dichterschap van J.H. Leopold (1999); M.J.G. de Jong, ‘De piramide als kunstwerk en als beperking’, in: Verslagen en Meded.Kon. Acad. voor Ned. taal- en letterkunde 114 (2004) 2, p. 119-139.
G.J. van Bork
[Herschreven, januari 2008]