Lennep, David Jacob van
David Jacobus van Lennep, Nederlands classicus, dichter en politicus (Amsterdam 15.7.1774 – Amsterdam 10.2.1853). Van Lennep stamt uit een patriciërsgeslacht. Zijn vader was de patriottisch gezinde Cornelis van Lennep (1751-1813) en zijn zoon de bekende schrijver Jacob van Lennep. David Jacob van Lennep studeerde klassieke letteren en rechten in Amsterdam en Leiden. Hij promoveerde in de rechten in Leiden in 1796 en vestigde zich als advocaat in Amsterdam. In 1799 werd hij er hoogleraar klassieke talen en samen met Bilderdijk en Siegenbeek onderwees hij koning Lodewijk Napoleon in de Nederlandse taal. Hij was lid van de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. In tal van functies had hij, vooral in Amsterdam, groot gezag.
Al jong schreef Van Lennep bijdragen voor de Vaderlandsche Letteroefeningen. Met enkele vrienden was hij redacteur van het kritische tijdschrift De Arke Noachs. Hij oefende invloed uit op verschillende jonge auteurs met zijn originele geschiedenisopvattingen en zijn benadering van de schepping. Veel van zijn leerlingen sloten zich later aan bij het Réveil.
Als zestienjarige publiceerde hij Latijnse en Nederlandse gedichten in Carmina juvenilia (1790). In zijn Hollandsch duinzang verheerlijkt hij het middeleeuwse verleden in een voordracht van 1826. Het dichtstuk werd afgedrukt in Van Kampens Magazijn VII.
In 1827 sprak Van Lennep voor het genootschap Doctrina et Amicitia een voordracht uit onder de titel Verhandeling over het belangrijke van Hollands grond en oudheden voor gevoel en verbeelding. Deze verhandeling is in de literatuurgeschiedenis lange tijd gezien als een stimulans voor jongere romanschrijvers om in navolging van Walter Scott de stof voor historische romans te zoeken in het eigen vaderlands verleden. Daarbij werd aan Van Lennep grote invloed toegeschreven, maar inmiddels is daarop nogal wat afgedongen. Wel hebben Van Lenneps zoon Jacob en zijn nicht Margaretha Jacoba de Neufville en nog enkele anderen gehoor gegeven aan zijn oproep.
David Jacob van Lennep heeft een groot aantal tekstuitgaven van Griekse en Latijnse teksten verzorgd, onder meer van Cicero, op wiens werk hij promoveerde, en van Hesiodus (Hesiodus werken en dagen, 1823). Zoon Jacob heeft de gedichten van zijn vader verzameld en uitgegeven in de bundel Gedichten (1844). In 1966 verzorgde Garmt Stuiveling een uitgave van Van Lenneps ‘Verhandeling’ en ‘Hollandsche Duinzang’ (1966, 19782).
Literatuur: BNTL; BWN; Oosthoek; WP-lexicon; M. Siegenbeek, ‘Levensberigt van Mr. David Jacobus van Lennep’, in: Jaarboek Mij Ned. letterkunde 1853 (1853), p. 108-120; J. van Lennep. Het leven van Mr. C. en Mr. D.J. van Lennep, beschreven en toegelicht uit hunne gedichten en andere oorspronkelijke bescheiden en in verband met hun tijd beschouwd (4 dln, 1861, 18652); G. Stuiveling, ‘Voetstappen van de vaderlandse romantiek, 1: David Jacob van Lennep in 1826-1827’, in: Nieuwe Taalgids 56 (1963) 6, p. 289-301; M.E. Kluit, ‘Professor Mr. D.J. van Lennep en Mr. Jacob van Lennep in hun verhouding tot het negentiende-eeuwse Réveil in Nederland’, in: Nader over het Réveil (1977), p. 9-45; J. van der Wiel, ‘Een ‘misgeboorte’ of een literaire uitdaging? David Jacob van Lennep als pleitbezorger voor een verdacht genre’, in: W.J. van den Akker. Traditie en vernieuwing. Opstellen aangeboden aan A.L. Sötemann (1985), p. 65-79; W. van den Berg, ‘Brieven aan een leermeester’, in: W.F.G. Breekveldt (red.). De achtervolging voortgezet (1989), p. 13-39; B. Joustra e.a. Het Huis te Manpad: huis, park en bewoners door de eeuwen heen (2003).
G.J. van Bork
[Herschreven, januari 2008]