Lebeau, Paul
Paul Pieter Victor Lebeau, Vlaams romanschrijver en essayist (Borgerhout 29.6.1908 - Brussel 18.10.1982). Lebeau studeerde Germaanse filologie in Leuven en promoveerde in 1930 op Het dilettantisme in de Nederlandse literatuur. Een reisbeurs stelde hem in staat te studeren aan de Sorbonne in Parijs en de Friedrich Wilhelms Universität in Berlijn. Daarna werd hij leraar en vervolgens hoogleraar Duitse en Nederlandse letterkunde in Brussel. Hij was medeoprichter van het Antwerpse genootschap De Tafelronde en van 1953 tot 1959 ook redactielid van het gelijknamige tijdschrift. Vanaf 1960 was hij mederedacteur van Dietsche Warande & Belfort.
Lebeau debuteerde in 1940 met de roman Het experiment, geschreven tijdens zijn studiereis naar Parijs in 1935. In deze roman snijdt hij al de problematiek aan die veel van zijn latere werk zal beheersen: de tegenstellingen tussen geest en materie of het conflict tussen intellect en geloof. Vaak worden de mannelijke personages in de romans van Lebeau verscheurd door het dilemma dat ontstaat uit de botsing tussen seksualiteit en geestelijk leven. Zo laat hij in zijn roman De blauwe bloem (1951) zijn intellectualistische hoofdpersoon een studie schrijven onder de titel ‘Tussen logos en bios’. De vrouwelijke personages in zijn werk krijgen doorgaans de rol toebedeeld te staan voor biologisch-seksuele en intuïtief gevoelsmatige, terwijl de mannelijke personages vooral als rationeel en geestelijk gericht worden getekend. Uit die tegenstellingen ontstaat dan de conflictstof voor zijn romans. In De zondebok (1942) wordt het thema van het intellect als zegen en noodlot verbonden met de thematiek van goed en kwaad. De oplossing voor dit dilemma wordt door Lebeau gezocht in het geloof, omdat alleen God de verzoening kan bewerkstelligen.
In het vroege werk van Lebeau spelen de culturele en morele problemen van de periode tussen de twee wereldoorlogen een doorslaggevende rol. Ook zijn wetenschappelijke belangstelling voor de verschijnselen van het fin de siècle klinkt in deze romans door. Van groot belang voor Lebeau blijken onderwerpen als altruïsme, zelfverloochening en vriendschap te zijn, omdat de mens zich daarmee boven zijn materiële belang verheft. In Johanna-Maria (1950) beschrijft hij een gelovige vrouw die zich geheel in dienst stelt van anderen en in Het Siegfriedmotief, of De overbodigen (1954) staat de vriendschap centraal.
Met Voltooid verleden tijd (1967) publiceerde Lebeau zijn autobiografie. In 2001 werd Lebeau’s roman Xanthippe (1959), over het algemeen als een van zijn belangrijkste prozawerken gezien, opnieuw uitgegeven in de Vlaamse Bibliotheek met een nawoord van Elke Brems.
Het werk van Lebeau werd door de Provincie Antwerpen driemaal bekroond. In 1950 kreeg hij de romanprijs voor Johanna-Maria en in 1960 voor Xanthippe. In 1981 werd hem de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Antwerpen toegekend voor zijn gehele oeuvre.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; B. Ranke, ‘Een merkwaardig debuut’, in: Proefvluchten boven den Parnassus (1941), p. 155-169; H. Lampo, ‘Het experiment – typische stadsroman’, in: De jeugd als inspiratiebron (1943), p. 91-102; J. de Ceulaer, ‘Het leven intens beleven’, interview in: Te gast bij Vlaamse auteurs (1962), p. 54-60; M.R. Sels. Van Het Experiment tot Xanthippe. De roman van Paul Lebeau (1963); P.G. Buckinx. Paul Lebeau (1979); M. Janssens, ‘Paul Lebeau zeventig’, in: Woorden en waarden. Essays over literatuur (1980), p. 298-313; A. Keersmaekers e.a., ‘In memoriam Paul Lebeau’, in: Verslagen en mededelingen Kon. Acad. voor Ned. Taal- en Letterkunde (1983), p. 67-69, 79-81, 537-539; L. Daems (red.). Een kwartet prozaschrijvers, speciaal nummer van Vlaanderen 33 (1984) 4/5, p. 320-339; M. Janssens (red.), ‘Paul Lebeau’ in: Geboekstaafd: Vlaamse prozaschrijvers na 1945 (1988), p. 178-181; J. Smeyers, ‘Paul Lebeau en de Tafelronde’, in: Script (1993) 5, p. 63-67.
P. van Aken en G.J. van Bork
[Aangevuld, december 2007]