Laurillard, Eliza
Nederlands theoloog, prozaschrijver en dichter (Rotterdam 25.3.1830 – Santpoort 10.7.1908). Laurillard studeerde theologie in Leiden en promoveerde daar in 1853 op het proefschrift Disputatio de locis evangelii Jahannis, in quibus ipse auctor verba Jesu interpretatus est. Vervolgens werd hij predikant, achtereenvolgens in Santpoort (1854-1857), Leiden (1857-1862) en Amsterdam (1862-1904). Hij was een van de initiators van het Woordenboek der Nederlandse Taal en lid van de commissie van bijstand daarvan. Hij werkte met proza en poëzie mee aan De Navorscher en was redacteur van het tijdschrift Bato.
Eliza Laurillard was een gewild predikant en zijn verdiensten op dat gebied leidden ertoe dat hij ook als hofprediker optrad. Binnen zijn ambtsperiode heeft hij veel stichtelijke lectuur geschreven, zoals Geen dag zonder God (1869), Rust een weinig (1869), Met Jezus in de natuur (1881) en Levensgeluk (1900). Daarnaast legde hij verzamelingen aan van materiaal op het gebied van taal, volksgeloof en volksgebruiken, waarover hij tal van voordrachten hield en waarvan hij gebruik maakte voor bundels opstellen en gedichten, zoals Vlechtwerk uit verscheiden kleuren (1880), Op uw’ stoel door het land (1891), Koren en klaprozen (1900), Herfstsyringen (1906) en Heidebloei (1908).
Laurillard heeft veel poëzie geschreven. Veel daarvan was bestemd om voorgedragen te worden bij genootschappen of rederijkerskamers, veel ook voor publicatie in jaarboekjes of almanakken. Hij verzamelde zijn gedichten in bundels als Primulae veris (1852), Peper en zout (1867), Bloemen en knoppen (1878). In 1897 verscheen zijn langere dichtstuk De Marsch der Menschheid.
Het werk van Laurillard was zeer populair. Veel van zijn dichtbundels beleefden herdrukken, maar na het optreden van de Tachtigers die zijn poëzie veroordeelden als typische ‘domineespoëzie’, nam de belangstelling ervoor al snel af. Veel van zijn gedichten kunnen gezien worden als gelegenheidspoëzie en kenmerkend voor de voordrachtstraditie van zijn tijd.
Laurillard heeft zich op christelijke gronden verzet tegen de doodstraf en daar een brochure aan gewijd: De doodstraf: een woord (1864). Als geen ander kende hij het gevangeniswezen omdat hij actief lid was van het Nederlandsch Genootschap tot zedelijke verbetering van gevangenen. In 1903 werd Laurillard benoemd tot Commandeur in de Orde van Oranje Nassau.
Literatuur: BNTL; BWN; WP-lexicon; P.H. Ritter, ‘Levensbericht’, in: Jaarboek Mij Ned. Letterkunde (1908), p. 292-325; P.H. Ritter Jr., ‘Jacques Perk’s verwanten’, in: De Nieuwe Gids 46 (1931), p. 508-526; A. Korteweg en W. Idema, ‘Eliza Laurillard’, in: Vinger Gods, wat zijt gij groot (1978), p. 295-316; E. Sanders, ‘Inleiding’, in: Woordenschat (1993), p. 3-15.
G.J. van Bork
Herschreven, december 2007]