Kuijper, Jan
Nederlands dichter (Amsterdam 30.12.1947). Jan Kuijper is de zoon van de kunstschilder Jacob Kuijper en de
kleinzoon van de schilder Jan Sluijters. Hij studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam en werd
vervolgens redacteur bij uitgeverij Querido. Van 1984 tot 1993 was Kuijper redacteur van De Revisor.
Kuijper is bij uitstek dichter van sonnetten, waarbij hij voortbouwde op Nederlandse sonnettendichters als
Martinus Nijhoff, Simon Vestdijk, Gerrit Achterberg, maar vooral op J.A. Dèr Mouw. Daarbij koppelt hij een
eenvoudige manier van zeggen aan een zeer geraffineerde techniek, waarin hij de mogelijkheden van de volta of
wending na de vierregelige strofen ten volle uitbuit. Opvallend zijn de onnadrukkelijke en overwegend
mannelijke rijmen waarvan hij gebruik maakt.
In zijn eerste bundel Sonnetten (1973) is het thema de jeugd met zijn betoveringen en schrikbeelden, waaraan hij
in zijn sonnetten een bijzondere wending geeft. Meestal gebeurt dat aan de hand van een anekdote uit dat
verleden, vaak ontleend aan zijn Montessori-schooltijd. Zijn tweede bundel, Oogleden (1979), is ingewikkelder
van thematiek. Hierin gaat het vooral om de tegenstellingen geluk en ongeluk, feit en fictie en droom en
werkelijkheid. Droom en werkelijkheid doordringen elkaar en het blijft voor de lezer onduidelijk waar de
grenzen liggen, zodat de spanning tussen beide tegendelen gehandhaafd blijft. Voor Oogleden werd aan Kuijper
in 1980 de Herman Gorterprijs toegekend.
In Bijbelplaatsen (1983) sloeg Kuijper een nieuwe weg in door zijn sonnetten bijbelteksten als titel te geven en
die vervolgens te betrekken op het eigen leed en dat van anderen. In Tomben (1989) wordt een soortgelijk
procédé toegepast, maar nu om Nederlandse dichters te eren. In deze bundel verzamelde Kuijper 34 sonnetten in
chronologische volgorde, van Van Veldeke tot en met Pierre Kemp. Voor deze bundel werd hem de Jan
Campertprijs 1990 toegekend.
Ook in Toe-eigeningen (2001) ontleent Kuijper regels of zinsneden aan het werk van andere dichters om daar een
eigen sonnet omheen te bouwen. Daarmee eert hij bewonderde dichters als Leo Vroman, Elisabeth Eybers,
Jacques Hamelink, Hendrik de Vries en anderen.
Hoewel er geen sprake is van grote invloed van en op generatiegenoten, kan wel worden vastgesteld dat Kuijper
het sonnet in de Nederlandse literatuur voor de zoveelste maal nieuw leven heeft ingeblazen. Vier bundels
sonneten van Jan Kuijper uit de jaren 1970-1990 werden verzameld in Wendingen (1992).
Jan Kuijper trad ook op als vertaler, vooral van bekende schrijvers van jeugdliteratuur, zoals Lewis Caroll en
Heinrich Hoffmann.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; R. Bloem, 'Zweefstand in sonnetten', in: De Gids
141 (1978) 1, p. 51-55; T. van Deel, 'In de beperking', interview in: Bij het schrijven (1979), p. 55-79; J.
Diepstraten en Sj. Kuyper, 'Jan Kuijper', interview in: Dichters (1980), p. 263-285; K. Fens. Zolang het papier
wit blijft, is er geen geweld gebruikt (1988); G. Middag, 'De Marathonwegramp van 1953', in: Vrolijk als een
vergelijking (2002), p. 31-34.
R. Bloem en G.J. van Bork
[Aangevuld, februari 2007]