Korteweg, Anton
Antonie Johannes Korteweg, Nederlands dichter (Zevenbergen 31.1.1944). Korteweg studeerde Nederlands en
Algemene Literatuurwetenschap in Leiden. Hij was enige tijd leraar Nederlands, vervolgens wetenschappelijk
medewerker Moderne Nederlandse Letterkunde te Leiden en is vanaf 1979 hoofdconservator van het Nederlands
Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag. Van 1980 tot 1985 was Korteweg bestuurslid van
de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en van 1990 tot 1997 voorzitter van de Commissie Schone
Letteren van de Maatschappij. Voorts was hij actief voor tal van instituties en manifestaties, zoals Poetry
International, de Stichting P.C. Hooftprijs, de Nacht van de Poëzie en een aantal jury's voor literaire prijzen.
Korteweg debuteerde in 1968 als dichter in Tirade en werkte sindsdien met poëzie aan verschillende tijdschriften
mee. Als poëzierecensent werkte hij voor Het Parool (1971-1978). Zijn poëzie werd aanvankelijk gekenmerkt
door de beschrijving van kleine alledaagse gebeurtenissen en de melancholische gevoelens waaraan deze
appelleren. Daarbij speelt de ironisering van deze gevoelens een rol, een effect dat bereikt wordt door
dubbelzinnig taalgebruik en toespelingen op verheven onderwerpen in een alledaagse context. Zo wordt in zijn
debuutbundel Niks geen Romantic Agony (1971) het al te gevoelige op afstand gehouden. Ook de archaïserende
stijl vormt een middel daartoe. Dezelfde elementen spelen een rol in de bundel Eeuwig heimwee drijft hem voort
(1973), waarmee hij zich in de kring van de neoromantici plaatste, maar zonder de vormgeving daarvan in zijn
poëzie te volgen. Zijn affiniteit met de Victoriaanse poëzie blijkt uit zijn bloemlezingen uit het werk van de
negentiende-eeuwse dichters: Vinger Gods, wat zijt gij groot (1978) en De burger schuddebuikt (1994).
Korteweg heeft een grote belangstelling voor het beeldgedicht. Niet alleen schreef hij zelf een aantal gedichten
naar aanleiding van beeldende kunst, hij stelde ook bloemlezingen van beeldgedichten samen, zoals Een engel
zingend achter een pilaar (1992), en hij schreef enkele studies over dit onderwerp.
Een selectie uit zijn gedichten in de bundels Tussen twee stilten (1982), Geen beter leven (1985), Voor de goede
orde (1988) en Stand van zaken (1991) publiceerde hij in Comfortabel ongelukkig (1999). In 2003 maakte hij
opnieuw een keuze uit zijn gedichten, nu uit de periode 1971 tot 2001 in Met flinke pas. In 1986 ontving Anton
Korteweg voor zijn eerste vier dichtbundels de A. Roland Holstpenning.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; T. van Deel, 'De ironie van de nieuwe romantiek',
in: De Klopgeest 10 (1975) 20, p. 36-43; C. Engelbrecht, 'Anton Korteweg', interview in: Gezegd en geschreven
is twee (1980), p. 135-145; F. Vermeulen, 'De mensen vinden het leuk, laat ik maar doorgaan. Een interview met
Anton Korteweg', in: Literatuur 1 (1984) 6, p. 342-347; G. Puchinger, 'Gesprek met Anton Korteweg', in:
Woordwerk 8 (1990) 30, p. 32-48; H. Brems, 'De Chinese zee', in: De dichter is een koe. Over poëzie (1991), p.
114-127; A. Zuiderent, 'Beeld, abstractie en poëtische boventonen. Over beeldgedichten en muziekgedichten',
in: Voortgang 15 (1995), p. 249-262; N. Maas. Werken voor de eeuwigheid. De geschiedenis van het
Letterkundig Museum (2004).
G.J. van Bork
[Aangevuld, januari 2007]