Kossmann, Alfred
Alfred Karl Kossmann, Nederlands dichter, prozaschrijver en essayist (Leiden 31.1.1922 - Amsterdam
27.6.1998). Zijn tweelingbroer E.H. Kossmann was hoogleraar moderne geschiedenis in Groningen. Kossmann
werkte voor WO II in een Rotterdamse boekhandel. Tijdens de oorlog werd hij tewerkgesteld in Duitse
werkkampen in Straatsburg en Heidelberg en na de oorlog werkte hij bij de uitgeverijen Ad Donker en De
Arbeiderspers. Van 1952 tot 1968 was hij kunstredacteur bij Het Vrije Volk. In de jaren zestig reisde Kossmann
door Zuid-Europa. In 1972 raakte hij door een auto-ongeluk invalide, maar in 1976 was hij zodanig hersteld dat
hij opnieuw naar Griekenland reisde.
Kossmann begon zijn schrijverschap als dichter en publiceerde in eigen beheer twee bundels: De vernietiging
(1942) en De dansschool (1943). In 1946 verscheen zijn officiële debuut met de bundel Het vuurwerk. Het zijn
overwegend typisch jeugdverzen, waarin de auteur zijn emoties tracht te objectiveren. Hoewel hij rond zijn
dertigste tot het inzicht komt dat hij eigenlijk geen dichter is, schrijft hij juist dan nog een groot aantal verzen die
gebundeld worden in Apologie der varkens (1954) en De veldtocht en andere gedichten (1959). In deze latere
gedichten is de prozaïst Kossmann al meer te herkennen. Relativering en ironie, maar vooral een luchtige
parlandotoon kenmerken deze gedichten. In 1969 verzamelde hij zijn poëzie in Gedichten 1940-1965.
Als prozaschrijver debuteerde Kossmann met de roman De nederlaag (1950). In deze roman maakt hij gebruik
van zijn ervaringen als dwangarbeider in Duitsland om er een thema mee aan te snijden dat in veel van zijn
verhalen en romans zal terugkeren. Daarbij gaat het om het feit dat de mens zich voortdurend onderwerpt aan de
verwachtingen die aan hem gesteld worden en daarmee in feite zijn eigen identiteit in de weg staat. Kossmann
heeft dit thema zelf benoemd als 'identiteitszwendel'. Pogingen om daaraan te ontsnappen leiden doorgaans tot
mislukking of er blijft slechts een leegte over. De personages in het werk van Kossmann lijken onmachtig om
aan de dwang van hun omgeving te ontkomen en wat hen overblijft is een schijnidentiteit. Deze thematiek is
terug te vinden in De moord op Arend Zwigt (1951), De linkerhand (1955) en de verhalen die Kossmann
bundelde in De vrijheid, de leegte, de dood (1981).
Over de reizen door Zuid-Europa schreef Kossmann een viertal reisboeken, waarin hij over zichzelf en zijn
reisdoelen schrijft met de distantie van een toerist. In Reislust (1963), De smaak van groene kaas (1965),
Reisverhaal (1966) en Clownsreis, een epiloog (1967) geeft hij half-autobiografische en half-reportageachtige
verslagen van zijn reizen.
Autobiografisch zijn de drie boeken die Kossmann schreef naar aanleiding van zijn auto-ongeluk: Laatst ging ik
spelevaren (1973), De seizoenen van een invalide lezer (1976) en Weerzien van een eiland (1977).
Over het algemeen werd de roman Geur der droefenis (1980) in de literaire kritiek als een van Kossmanns beste
romans gezien. De roman toont de desintegratie van een groep mensen in de periode 1937-1977. Die
desintegratie heeft verschillende oorzaken (drank, neurose, aderverkalking), maar in feite zijn ook hier
Kossmanns personages gespleten peroonlijkheden.
Kossmann heeft veel vertaalwerk geleverd. Zo vertaalde hij van Thomas Mann De dood in Venetië (1955) en van
Heinrich Heine Uit de gedenkschriften van den Heer Schnabelewopski (samen met F. van Amerongen, 1956). Op
verzoek van Marjoleine de Vos, redactrice van NRC/Handelsblad, schreef Kossmann columns met herinneringen
aan zijn verleden en aan bewonderde auteurs. Ze werden postuum gebundeld in De mannen waaruit ik besta
(1999).
Hoewel het werk van Kossmann nooit een groot publiek heeft bereikt, is hij vanaf zijn eerste prozawerk vele
malen bekroond. Al meteen voor De nederlaag kreeg hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. Voor De smaak
van groene kaas ontving hij in 1965 de Vijverbergprijs. Zijn korte verhalen werden bekroond met de Marianne
Philipsprijs in 1972. In 1980 werd hem voor zijn gehele oeuvre de Constantijn Huygensprijs toegekend. Zijn
laatste roman Huldigingen (1995) leverde hem de Libris Literatuurprijs op.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; W.L.M.E. van Leeuwen,
'Nederlaag en verlossing van de mens', in: Nieuwe romanciers uit Nederland en Vlaanderen (1961), p. 138-146;
P.H. Dubois, 'Meningen zijn niet mijn zaak. Konstanten in het werk van Alfred Kossmann', in: Jan
Campertprijzen 1980 (1980), p. 7-29; K. Osstyn, 'Toerist voor een leven lang. Verval bij de romanpersonages
van Alfred Kossmann', in: Ons Erfdeel 28 (1985) 4, p. 559-566; Alfred Kossmann-nummer van Bzzlletin 16
(1987) 145; A.M. Musschoot, 'Alfred Kossmann en de vermenigvuldiging van het niet-weten', in: F. Decreus en
A.M. Musschoot (red.). Postmodernisme (1988), p. 99-112; M. Rotenstreich, 'Het ik als hypothese. Alfred
Kossmann', in: N. Matsier e.a. (red.). Het literair klimaat 1986-1992 (1993), p. 282-292; E. Lockhorn, 'Ik denk
niet dat ik in mijn leven ooit een intiem gesprek heb gevoerd. Nooit, met niemand', interview in: Geletterde
mannen. Interviews (2001), p. 81-95.
P.H. Dubois en G.J. van Bork
[Ingrijpend gewijzigd, februari 2007]