Kool, Halbo C.
Halbo Christiaan Kool, Nederlands dichter en prozaschrijver (Groningen 25.1.1907 - Kortenhoef 30.5.1968).
Kool had contacten met de Groningse schildersvereniging De Ploeg en samen met J. Noordstar, N.E.M. Pareau
en H. Poort schreef hij het pamflet Het pierement (1930), gedrukt door H.N. Werkman. Voor WO II werkte hij als journalist en was hij redacteur van Het Volk. Hij behoorde tot de jongere medewerkers van De Vrije Bladen, waarin hij expressionistische poëzie publiceerde.
Hendrik de Vries en H. Marsman
stimuleerden hem tot schrijven en met zijn debuut De Tooverformule (1930) verwierf hij zich de reputatie van
een ‘literaire belofte’, die hij echter nooit ten volle zou blijken in te lossen. Kool schreef
ook voor het toneel, zoals het 'meispel' Wij, erfgenamen (1938) en De burgers van Calais (1940), een spel in drie
bedrijven.
Tijdens WO II speelde Kool een rol in het kunstenaarsverzet. Met Han G. Hoekstra stelde hij het illegale Vrij
Nederlandsch liedboek (1944) samen. Na de oorlog werkte hij lange tijd voor de Wereldomroep. Behalve poëzie
verscheen van Kool een detectiveroman, Een roos in het knoopsgat (1948), en een roman over Vincent van Gogh
Tussen zon en schaduw (1953). Oude en nieuwe fabels uit de wereldliteratuur bracht hij samen in de bundel De
fabelwereld (1960). Kool vertaalde een groot aantal Maigret-detectives van Simenon voor uitgeverij Bruna en daarnaast werk van Victor Hugo.
Er is wel verondersteld dat zijn zelfgekozen dood in 1968 te maken zou hebben met het gebrek aan erkenning
van zijn literaire werk.
Literatuur: BNTL; Oosthoek; WP-lexicon; M. Nijhoff, [Over De Tooverformule, 1930], in: De Gids 95 (1931)
II-6, p. 426-430; V.E. van Vriesland, 'Gewezen Benjamin', in: Onderzoek en vertoog (dl 1, 1958), p. 113-116; J.
Brouwers, 'Halbo C. Kool 1907-1968', in: De laatste deur (1983), p. 321-343; M. Dendermonde. Twee
wonderkinderen in en na de oorlog of Hoe Halbo C. Kool zogenaamd verraad pleegde aan de literatuur (1995).
G.J. van Bork
[Herschreven, januari 2007]