Kooiman, Dirk Ayelt
Nederlands prozaschrijver (Amsterdam 1.1.1946). Kooiman studeerde enige jaren filosofie en geschiedenis aan
de Universiteit van Amsterdam. Hij was oprichter en mederedacteur van het tijdschrift Soma (1968-1972) en
vanaf 1974 oprichter en redacteur van De Revisor.
Kooiman debuteerde met de verhalenbundel Manipulaties (1971), maar pas met de roman Een romance (1973)
brak hij definitief door als schrijver. De grote stilte (1975) werd bekroond met de Lucy B. en C.W. van der
Hoogtprijs. Opvallend in Kooimans werk is de grote eenheid in thematiek en vormgeving. De hoofdpersoon is
gewoonlijk een jongeman die zichzelf en zijn verhouding tot de werkelijkheid als sterk problematisch ervaart. De
eigen identiteit en de wezenlijke aard van wat hij als buitenstaander waarneemt, vormen bronnen van twijfels en
onzekerheden. In de vorm vindt dat zijn uitdrukking in een hoge mate van gestructureerdheid: manipulaties met
tijd, spiegelingen en parallellen in motieven en personages, en vooral de subtiele hantering van verschillende
vertelperspectieven die distantie, onzekerheid en vervreemding scheppen. De invloed van bewonderde
voorbeelden als Gombrowicz, Nabokov en Handke is hier duidelijk waarneembaar. Daar zowel verteller als
hoofdpersoon, de laatste vaak tot in de naamgeving toe, bewuste afsplitsingen zijn van de auteur, is er zo een
rechtstreekse band met de biografische en maatschappelijke werkelijkheid.
Mede door de levendige verteltrant het meest gewaardeerd is De vertellingen van een verloren dag (1980), een
roman waarin door ingenieuze, aan het kaderverhaal ontleende constructies de confrontatie van de hoofdpersoon
met zijn verleden verschillende parallellen krijgt, tot op het meest algemene niveau toe: de doem van WO II die
door de vernietiging van het humanistische verleden voor de naoorlogse generaties een leegte heeft geschapen,
waarin alleen het gevecht om een nieuwe identiteit het leven mogelijk een nieuwe zin kan geven.
In een aantal poëticale essays in Soma en De Revisor heeft Kooiman gereageerd op het verwijt dat de auteurs
rond die tijdschriften geen cultuurkritiek of maatschappelijke visie tonen in hun werk. In Kooimans optiek kan
die eis onmogelijk aan schrijvers gesteld worden omdat elke weergave van de werkelijkheid gekleurd wordt door
de beschrijver ervan. Literatuur is fictie en de auteur laat zien dat wat hij beschrijft kunstmatig is en de lezer
moet duidelijk worden dat het gelezene zich in een schijnwereld afspeelt. Dat is één van de redenen waarom
Kooiman speelt met de verteltechniek en het schrijfproces mede onderwerp maakt van zijn verhaal. Die
bewustheid van de structuur van het vertelde en de manipulatie van de lezer is kenmerkend, niet alleen voor
Kooiman, maar voor de gehele toenmalige groep schrijvers rond De Revisor. Maar na de jaren zeventig voltrekt
zich toch een verschuiving in het werk van Kooiman. In de roman Montyn (1982) speelt niet alleen vormtechniek
een rol, maar ook maatschappelijke problematiek. In dit geval de ideologisering van het oorlogsverleden en de
zwart/wit-tegenstelling tussen 'goed' en 'fout' in WO II. Hoewel Montyn verteld wordt in de ik-vorm, wordt in
de roman toch duidelijk dat er een verteller aan het woord is, waardoor de relatie fictie-werkelijkheid steeds
onder spanning blijft staan. In Kooimans werk wordt vaak gebruik gemaakt van filmische technieken. Bovendien
zijn muziek en beeldende kunst voor hem een opstapje om zijn personages tot een bepaald inzicht te laten
komen.
In De afwezige (1990) en De terugkeer (1996) gaat Kooiman weer een stap verder. Daarin spelen vooral
autobiografische achtergronden een rol, met name de identiteitscrisis waarin Kooiman terecht was gekomen. Die
artistieke crisis verklaart ten dele het grote tijdsverloop tussen de roman Montyn uit 1982 en De afwezige in
1990. Intussen schreef Kooiman nog wel scenario's voor De smaak van water (1982) van Orlow Seunke en voor
De dream (1985) van Pieter Verhoeff.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; M. 't Hart, 'Incest-vermijding', in: De Gids 138 (1975) 7-8, p. 532-541; P. Spaninks, 'Literatuur als topje van de ijsberg', in: VAN 1
(1976) 3, p. 11-19; C. Peeters, 'Dirk Ayelt Kooiman. Onder de padvindershoed', in: Houdbare illusies (1984), p.
148-177; A.H. den Boef, 'Twee dozijn debutanten. Een kroniek', in: T. van Deel e.a. (red.). Het literaire klimaat
1970-1985 (1986), p. 97-120; A. Zuiderent, 'De Ripolin-mannetjes. Het poëticale karakter van de
omslagillustraties van De Revisor', in: Voortgang (1991) 12, p. 95-119; R.A.J. Kraaijeveld. Dirk Ayelt Kooiman.
Montyn (1993); S. Bax, 'Het literaire tijdschrift De Revisor en het postmodernisme', in: Nederlandse Letterkunde
7 (2002) 2, p. 152-156.
J. Huijnink en G.J. van Bork
[Ingrijpend gewijzigd, januari 2007]