Koenen, Hendrik Jacob
Nederlands jurist, magistraat en schrijver (Amsterdam 11.1.1809 - Haarlem 13.10.1874). Koenen stamde uit een
aanzienlijk Duits geslacht. Zijn moeder was Nederlandse. Hij bezocht de Leidse universiteit, waar hij in 1831 als
jurist promoveerde. Hij werd lid van de Provinciale Staten en van het gemeentebestuur van Amsterdam.
Koenen schreef vooral geschiedkundige werken, zoals Adriaan Pauw. Eene bijdrage tot de kerk- en
handelsgeschiedenis der 16e eeuw (1842). Zijn Geschiedenis der joden in Nederland (1843), geschreven naar
aanleiding van een prijsvraag van het Provinciaal Utrechts Genootschap, werd door dat genootschap bekroond.
Het boek werd in het Duits vertaald. Koenen behoorde tot de kring van het Réveil. Met Da Costa, De Clerq en
Van Hall redigeerde hij het tijdschrift Nederlandsche Stemmen, een periodiek over godsdienst, staatkunde,
geschiedenis en letterkunde (1834-1838). Over de voorman ven het Réveil schreef hij Over de verdiensten van
Bilderdijk ten aanzien van de beoefening onzer taal (1860). Als lid en secretaris van de Koninklijke Academie
van Wetenschappen schreef hij een aantal levensberichten van gestorven leden, zoals over J. van Hall en I. da
Costa.
Als dichter schreef Koenen de Ode ter gelegenheid van den Poolschen opstand (1830), een historische
gebeurtenis die vele pennen in beweging heeft gebracht. Daarnaast publiceerde hij vooral christelijke poëzie in
tijdschriften als de Vaderlandsche Letteroefeningen en de Vriend des Vaderlands en in de Muzen-Almanak. Na
zijn overlijden verzamelde J.P. Hasebroek zijn Christelijke liederen (1879).
Literatuur: BNTL; NNBW; J.P. Hasebroek, 'Levensschets van Hendrik Jacob Koenen', in: Jaarboek Mij Ned.
letterkunde 1875 (1875), p. 105-115; M.E. Kluit, 'Uit de briefwisseling van C.M. van der Kemp (1799-1861) en
H.J. Koenen (1809-1874), (1833-1845), in: Bijdragen en Meded. Historisch Genootschap 63 (1942), p. 1-290; J.
Meijer. H.J. Koenen. Geschiedenis der joden in Nederland (1843) (1982).
G.J. van Bork
[Herschreven, december 2006]