Jellema, C.O.
Cornelis Onno Jellema, Nederlands dichter en essayist (Groningen 9.9.1936 - Leens 19.3.2003). Jellema
studeerde theologie in Amsterdam en Duitse taal- en letterkunde in Utrecht. Na zijn studie werd hij leraar Duits,
eerst in Harderwijk en later in Baarn. Van 1967 tot 1988 was hij wetenschappelijk medewerker voor Duitse
letterkunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen.
In 1961 debuteerde Jellema met gedichten in De Gids en nog in datzelfde jaar verscheen zijn eerste bundel Klein
Gloria en andere gedichten. Behalve gedichten schreef Jellema kritieken over Duitse literatuur voor
NRC/Handelsblad en Trouw, en over Nederlandse poëzie voor het Nieuwsblad van het Noorden.
De poëzie van Jellema kreeg aanvankelijk in de literaire kritiek weinig aandacht, maar met de bundel De schaar
van het vergeten (1981) brak hij definitief door. Voor de bundel De toren van Snelson (1983) kreeg hij de
Herman Gorterprijs.
In de bundel Klein Gloria zoekt Jellema nog vooral naar de eigen relatie met de werkelijkheid buiten hem. In
latere bundels wordt het fenomeen van de tijd steeds meer het onderwerp van zijn gedichten. In de bundel De
toren van Snelson spelen tijd en kunstopvatting, maar ook Jellema's wereldbeschouwing een centrale rol. Die
opvattingen blijken meer en meer bepaald door de filosofische achtergronden van de Duitse Romantiek. In dat
verband verwijst Jellema naar figuren als Hölderlin, Büchner en Rilke. Van zijn affiniteit met Hölderlin getuigt
zijn essay in de Flanorreeks Aangaande Hölderlin (1995). In de bundel In de koude voorjaarsnacht (1986) tracht
Jellema tot een synthese te komen tussen voelen en denken.
Jellema's poëzie is doorgaans geschreven in een strakke vormgeving met een voorkeur voor het sonnet. Soms
kiest hij uit de klassieke vormen voor de ode, zoals in de bundel Drie oden (1991). Ter gelegenheid van zijn
zestigste verjaardag werd in Groningen een tentoonstelling ingericht onder de titel 'Zelfportret: C.O. Jellema 60
jaar'. In Gedichten, oden, sonnetten (1992) verzamelde hij zijn poëzie, waarbij hij veel eerdere gedichten wegliet
omdat hij er niet meer tevreden over was. Hij kreeg er de Hendrik de Vriesprijs voor. In 1997 werd Jellema's
volledige werk bekroond met de A. Roland Holst-penning. In 1996 stelde M. Zeeman een bloemlezing samen uit
Jellema's gedichten onder de titel Hoe water streelt.
In 1999 verzorgde Jellema een vertaling van de traktaten van Meister Eckhart: Over god wil ik zwijgen. In
Oefeningen bij een beek (2000) verzamelde hij verspreid gepubliceerde opstellen over onder meer Heinrich
Heine, Theodor Fontane, R.M. Rilke, Georg Trakl, Gerrit Achterberg en Hans Faverey.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; A. Zuiderent, 'Wacht u voor
de herder. Reactie en analyse', in: De Revisor 13 (1986) 4, p. 64-75; H.H. ter Balkt, 'De buxushonden ruisten of
Het glas-in-lood gloeit verder', in: De Revisor 14 (1987) 1, p. 50-56; G.H. Wynia, 'Wat gezegd werd - Een
reactie op interpretaties van Jellema's poëzie', in: De Revisor 14 (1987) 1, p. 57-61; A.J. Korteweg, ''Komt wie
vraagt ver?' Over C.O. Jellema's Hermitage', in: Bibliotheek, wetenschap en cultuur (1990), p. 297-307; R.
Zuiker, 'Menzels vitrage. C.O. Jellema over zijn beeldgedichten', interview in: Begane grond 8 (1994) 2, p. 25-31; M. Mastenbroek, 'Verdwijnen in het woord', in: Ruim (1996) 7, p. 20-27; G. Wynia (red.). Een zekere
eenheid: liber amicorum C.O. Jellema (1996); A. Reitsma, 'De persoonlijke mythe van C.O. Jellema', in: Ons
Erfdeel 44 (2001) 3, p. 400-418; H. ter Horst, 'Ik dicht uit innerlijke noodzaak. Biografische schets C.O.
Jellema', in: Lyra 7 (2002) 29, p. 10-21; R. van den Berg, '"Wie raapt mijn doodzijn op?" C.O. Jellema (9-9-1936 - 19-3-2003)', in: Liter 6 (2003) 227, p. 61-69.
G.J. van Bork
[nieuw, oktober 2006]