Hoore, Cees van
Nederlands journalist, prozaschrijver en dichter (Den Haag 21.2.1949). Van Hoore debuteerde
in 1983 met de gedichtenbundel Groot licht, waarvoor hij een aanmoedigingsprijs van het
Fonds voor de Letteren kreeg. In 1985 verschenen opnieuw gedichten in de bundel Een bon-vivant in de dodenstad. Van Hoore schreef columns, korte verhalen en impressies voor het
Leidsch Dagblad en NRC/Handelsblad. In 1995 werd een aantal daarvan gebundeld in Neem
je hoed af voor een aap. In datzelfde jaar verscheen De bodem van de hemel (1995), een lang
gedicht over een man die zoekt naar het ultieme moederschap in de vrouw, door hemzelf ‘de
wanhopige terugkeer naar het begin’ genoemd. Moederschap en geboorte waren al eerder
onderwerp van Dat trekt wel bij. Bespiegelingen van een aanstaande vader (1988), een bundel
stukjes die geschreven werden naar aanleiding van de zwangerschap van Van Hoore's
echtgenote.
In De Natte Kolen Koning (1990) beschrijft Van Hoore jeugdervaringen in Den Haag in de
jaren 1953-1963. Met Zo'n vader (2002) verscheen voor het eerst een roman, nu over de
vader-zoon-relatie naar aanleiding van het overlijden van zijn vader. In samenwerking met
Maarten 't Hart en Jacowies Surie publiceerde Van Hoore opstellen over de Griekse dichter
Kavafis onder de titel De dichter van de kaarsen (2003).
Literatuur: BNTL; Oosthoek; C. van Hoore, ‘De dichter als plastisch chirurg’, in: Tirade
300, speciaal nummer van Tirade 29 (1985) 300, p. 772-776.
G.J. van Bork
[Nieuw, februari 2006]