Honigh, Cornelis
Nederlands dichter en vertaler (Koog aan de Zaan 29.10.1845 - Zwollerkarspel 4.4.1896).
Honigh was onderwijzer in Zaandam, deed MO-examen Nederlandse taal- en letterkunde en
behaalde het MO-diploma Duits in 1876. In 1872 werd hij leraar aan een Hogere
Burgerschool in Wageningen en in 1895 werd hij directeur van de Rijks Hogere Burgerschool
in Zwolle.
Honigh was redacteur van De Gids van 1881 tot 1892. Zijn poëzie werd sterk beïnvloed door
Potgieter, die hij als zijn leermeester zag. Zijn eerste bundel poëzie was Mijne lente (1871),
die overwegend eigen liefdeslyriek bevat, maar ook enkele uit het Duits vertaalde gedichten.
In Geen zomer. Nieuwe gedichten (1880) is zijn poëzie vooral treurig gestemd. Deze
gedichten zijn ingegeven door het overlijden van zijn zoontje.
Intussen studeerde Honigh Zweeds en Noors en maakte hij een reis naar Scandinavië. Dat
bracht hem tot een reisverhaal Door Noorwegen (1886) en vertalingen uit het Noors van
sprookjes en gedichten. In 1891 verscheen zijn vertaling van Ibsens Hedda Gabler.
Honigh verzorgde voorts bloemlezingen voor schoolgebruik, zoals Van eigen bodem (1883).
Hij nam de redactie op zich van de vierde druk van Jonckbloets Geschiedenis der
Nederlandsche letterkunde.
Literatuur: BNTL; WP-lexicon; P.A.M. Boele van Hensbroek, ‘Levensbericht van C.
Honingh’, in: Jaarboek Mij Ned. letterkunde (1897), p. 278-281; A.J. Lever, ‘Cornelis
Honigh: 1845-1896, leraar, bibliothecaris en schrijver’, in: Biografisch woordenboek
Gelderland (dl 1, 1998), p. 53-55; H. Heesen & H. Jansen, ‘Cornelis Honigh: Ik zal tot hem
gaan’, in: Pen in ruste. Schrijversgraven in Midden-Nederland (2001), p. 108-112.
G.J. van Bork
[Herschreven, februari 2006]