Hensen, Herwig
Pseudoniem van Florent Constant Albert Mielants, Vlaams dichter en toneelschrijver
(Antwerpen 22.1.1917 - Antwerpen 24.5.1989). Hensen studeerde wiskunde in Gent, werd
leraar en al spoedig docent dramaturgie aan de Hogere Rijksschool voor Toneel en
Cultuurspreiding in Brussel.
Hensen debuteerde in 1935 met de bundel Verzen, een jaar daarna gevolgd door de bundel De
vroege schaduw (1936). Beide bundels tonen nog een belangrijke afhankelijkheid van de
poëzie van Karel van de Woestijne, waarbij beelden ontleend worden aan de mythologie of de
Bijbel. In de daarop volgende bundel De cirkel tot Narkissos (1938) zoekt hij naar een eigen
vorm. Blijkbaar beschouwde Hensen zijn eerste twee bundels als achterhaald jeugdwerk, want
in de latere verzamelbundels (Gedichten, 2 dln, 1947) neemt hij deze poëzie niet meer op. Met
Hamlet in de spiegel (1939) heeft Hensen zich losgemaakt van de poëzie van Van de
Woestijne en wordt zijn poëzie minder pessimistisch en meer stoïcijns aanvaardend. Deze
nieuwe aanvaarding van de eigen beperkingen komt tot uiting in de bundels De dubbele
vaardigheid (1940), Oefeningen naar binnen (1940), Het voorbeeldig bestand (1941), Het
onvoorwaardelijk begin (1942) en Lof der gereedheid (1945). In al deze bundels komen de
algemeen menselijke thema's liefde, dood en leven aan de orde in een vrij conventionele,
klassiek vormgegeven poëzie met een wat intellectualistische toon. Hensen heeft zich altijd
verre gehouden van alle mogelijke modieuze groepen of tendensen.
Wat zijn toneelwerk betreft kan geconstateerd worden dat zijn stukken een grote
verscheidenheid tonen, zowel naar de inhoud als naar de vormgeving. Zijn eerste toneelstuk
Antonio (1942) is romantisch-hartstochtelijk en van een Shakespeariaanse allure. Zijn Don
Juan (1943) is veel directer en geschreven in een bondiger en eenvoudiger taal. Opvallend is
wel zijn voorkeur voor historische onderwerpen, zoals ook blijkt uit stukken als Lady Godiva
(1946) en Koningin Christina (1946). Daarnaast schreef Hensen ook ‘klassieke’ drama's:
Polukrates (1946), Alkestis (1953), Agamemnoon (1953) en Tarquinus (1953). Meer
eigentijdse onderwerpen sneed Hensen aan in Het woord vrijheid (1963) en De rattenvanger
van Hamelen (1972). In dat laatste stuk gaat het om onderwerpen als machtsmisbruik en
fascisme.
Het werk van Hensen is herhaaldelijk bekroond. Voor zijn poëzie kreeg hij de Driejaarlijkse
Staatsprijs 1938-1940 en voor toneel de Driejaarlijkse Staatsprijs 1946-1948. In 1971 ontving
hij de Nederlands-Belgische Hustinxprijs voor zijn gehele toneeloeuvre.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; M. Rutten. Tucht en ontucht in
de poëzie van H. Hensen en B. de Corte (1942); P. van Keymeulen. Herwig Hensen en de
poëzie (1956); F. Closset. Herwig Hensen (1965); M. Rutten, ‘De dichtkunst op het spoor’
en ‘Herwig Hensen en Christine D'Haen’, in: Nederlandse dichtkunst Achterberg en Bursens
voorbij. Kronieken (dl II, 1967), p. 7-30, 299-318; J. van Schoor, ‘Herwig Hensen’, in: De
Vlaamse dramaturgie sinds 1945 (1979), p. 92-104; Herwig Hensen-nummer van De Vlaamse
Gids 65 (1981) 1; G. Wildemeersch (red.). De dichter Herwig Hensen 1917-1987 (1987); R.
van de Perre, ‘Het woord in de poëzie van Herwig Hensen’, in: Verslagen en Meded. Van de
Kon. Academie voor Ned. Taal- en Letterkunde 1 (1990), p. 108-123; I. van Ongeval, ‘Herwig
Hensen, woordflitsen vanuit de eenzaamheid’, in: Zuurvrij (2005) 8, p. 46-53.
G.J. van Bork
[Herschreven, januari 2006]