Helvetius van den Bergh, P.T.
Pieter Theodoor Helvetius van den Bergh, Nederlands toneelschrijver en dichter (Zwolle
13.2.1799 - Den Haag 10.10.1873). Van den Berghs vader was beroepsmilitair en zijn zoon
genoot een gedegen klassieke opleiding. Na de voltooiing van zijn studie werkte Van den
Bergh als ambtenaar bij het provinciaal bestuur van Zuid-Holland. Al spoedig kreeg hij een
oogkwaal die hem uiteindelijk blind zou maken. Vanaf 1839 was hij ambteloos en woonde hij
aanvankelijk in Wijk bij Duurstede, vervolgens in Vianen, daarna in Utrecht en tenslotte in
Den Haag. Daar trad hij in 1865 in het huwelijk met Maria Francina Briedé, die hem
verzorgde en aan wie hij zijn poëzie kon dicteren.
Zijn grootste roem dankt Helvetius van den Bergh aan zijn debuut, het in vlotte alexandrijnen
geschreven blijspel De neven (1837). Het stuk werd herhaaldelijk met succes opgevoerd en
kreeg allerwegen lovende kritieken. Veel minder bijval oogstte hij met zijn tweede blijspel
Hieronimus Jamaar (1838) en het daarop volgende stuk De nichten (1841) werd zelfs een
regelrechte flop. Gekrenkt door de publieke miskenning en een schotschrift van een auteur die
zich verborg achter het pseudoniem Lammert Plat, Aan de maker van het blijspel De nichten
(1841), besloot Helvetius van den Bergh zich niet meer aan het schrijven van toneel te wagen.
Daarna verscheen alleen nog proza en poëzie in Proza en poëzy (1853) en een Lied aan
Utrecht (1855).
Literatuur: BNTL; W.J. van Zeggelen, ‘Levensbericht’, in: Jaarboek Mij der Ned.
Letterkunde (1874), p. 133-138; A.C. van Waveren. P.T. Helvetius van den Bergh (1925); T.
Streng, ‘Foei mijnheer! De God van Nederland vergelde u dien snooden laster’, in: Nieuw
Letterkundig Magazijn 13 (1995) 1, p. 8-11.
D. Welsink
[Aangevuld, januari 2006]