Helderenberg, Gery
Pseudoniem van Hubert Buyle. Vlaams dichter (Nieuwerkerken-Waas 18.1.1891 - Lede
9.12.1979). Buyle volgde een priesteropleiding te Sint-Niklaas en ontving zijn wijding in
1915 toen hij legeraalmoezenier was. In 1965 ging hij emeritaat en werd benoemd tot rector
van het rustoord en klooster van de Zwarte Zusters in Lede bij Aalst.
Onder het pseudoniem Gery Helderenberg schreef hij een groot aantal dichtbundels (ruim
dertig), spreekkoren en koorspelen. Hij debuteerde met gedichten in Poëmata (1913). Het is
belijdenispoëzie in de stijl van Karel van de Woestijne. Na een onderbreking van meer dan
tien jaren volgen dan de dichtbundels elkaar snel op. In 1926 verschijnt Lente-hemel, gevolgd
door Smeltkroes (1931) en Het aanbeeld (1932), poëzie die in het teken staat van het
humanitair expressionisme. De bundels Dodendans (1937) en Het gasthuis (1938) geven meer
klassieke verzen en zijn doorgaans gebaseerd op anecdoten uit de eigen levenssfeer. Ook
middeleeuwse kunst en literatuur spelen een rol in deze gedichten.
Latere poëzie wordt meer en meer uitbeelding van Helderenbergs geloofsleer, soms grenzend
aan de middeleeuwse mystieke minnepoëzie, zoals in De goddelijke harpenaar (1947). In de
laatste fase van zijn leven verbreedt zijn poëzie zich tot de problematiek van erfzonde en
verlossing. De ijdelheid van elk menselijk streven in het licht van de dood is dan een van de
kernthema's: Omdat ik U bemin (1951) en Triomf van de dood (1955).
Helderenberg had inmiddels de Liederen van de H. Hildegard 1098-1179 (1930) in het
Nederlands ‘overgedicht’. In 1970 deed hij dat met Reidans der deugden van Hildegard van
Bingen. In 1978 verschenen zijn Verzamelde gedichten, maar in feite is dat een bloemlezing
uit zijn poëzie. In 2002 verscheen onder de titel Een boog in de wolken opnieuw een
bloemlezing.
De gedichten van Helderenberg hebben nooit een groot publiek gekend. Toch zijn hem een
aantal prijzen ten deel gevallen. In 1932 kreeg hij A. Beernaert-prijs voor Smeltkroes, in 1962
en 1972 de Guido Gezelleprijs. In 1975 werd hem de Driejaarlijkse Staatsprijs voor zijn
gehele oeuvre toegekend.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; M. Kersten, ‘Gery
Helderenberg’, in: Kunstenaars van heden IV (1960), p. 5-20; Gery Helderenberg-nummer
van Nieuwe Stemmen 17 (1961) 5; K. Vangenechten. Priesterlijke poëzie. Een verklarend
commentaar bij Gery Helderenberg ‘Doxologia pro Christo meo’ (1968); R. van Perre, ‘De
distel, de vis, de fluit. Lof van de emblemata’, in: De gekleurde wereld (1979), p. 51-61; P.
Thomas (red.). Versmaat en vergezicht. Gery Helderenberg 1891-1979 (1991); R. van Perre,
‘De geestelijk-literaire nalatenschap van Gery Helderenberg (1891-1972)’, in: Verslagen en
Mededelingen van de Kon. Academie voor Ned. Taal- en letterkunde (1991) 1, p. 27-43; C.
Coppens. De dichter Gery Helderenberg bibliofiel? (1992); R. van Perre. Gery Helderenberg
(1996); P. Thomas, ‘Gery Helderenberg (1891-1979). Een pelgrim tussen zijn tijdgenoten’, in:
Trajecta 8 (1999) 4, p. 383-392.
G.J. van Bork
[Nieuw, januari 2006]