Haverschmidt, François
Schreef onder het pseudoniem Piet Paaltjens. Nederlands dichter en prozaschrijver
(Leeuwarden 14.2.1835 - Schiedam 19.1.1894). Haverschmidt was de zoon van François
Bekius, predikant te Dantumawoude, die het ideaal van zijn jeugd was. Hij studeerde van
1852 tot 1858 theologie in Leiden en kwam daar onder de invloed van de moderne theologen
Scholten en Kuenen. Na zijn studie werd hij predikant in Foudgum en Raard (1859-1862),
Den Helder (1862-1864) en tenslotte in Schiedam (1864-1894). Zijn zwaarmoedigheid en zijn
toenemende twijfel met betrekking tot het geloof gaven aanleiding tot depressieve perioden,
die na de dood van zijn vrouw (1891) verergerden en die tenslotte op zelfmoord uitliepen.
Haverschmidt was een romanticus, bezield door een religieus idealisme in zijn verhalen en
preken, met humor en satire in zijn poëzie. Zijn zelfironie steunde op een sterke gevoeligheid.
Hij las veel, met name Hugo, Schiller, Dickens en Heine. Als aanhanger van het modernisme
predikte hij een mild en pragmatisch christendom.
Op veertienjarige leeftijd schreef hij de satirische werken Barend Krul, grotesk-komisch
gedicht in vier zangen en een jaar later Leven en sterven van Jelle Gal. Zijn ervaringen bij een
verblijf in Delft in 1851 beschreef hij in Reisverhaal. Zijn jeugdwerk is te vinden in een
omvangrijke collectie Haverschmidtiana in de Universiteitsbibliotheek Leiden.
Haverschmidt debuteerde in de Leidse Studenten-Almanak (1856 - 1859) met de
'Bloemlezing uit de dichterlijke nalatenschap van Piet Paaltjens’, een gefingeerde
studentenfiguur die optreedt als Haverschmidts alter ego. In 1857 verschijnt ‘Des zangers
min’ en in 1859 ‘De drie studentjes’, doorgaans beschouwd als het hoogtepunt van zijn
komisch-ironisch werk, met andere gedichten in 1867 gebundeld in Snikken en Grimlachjes.
Academische poëzie van P.P. met portret. In 1876 verzamelde hij een aantal prozaschetsen,
novellen en taferelen uit zijn jeugd in Familie en kennissen, late voorbeelden van de
realistisch-humoristische literatuur. In zijn proza is een ‘weemoed om verloren jeugd’ te
herkennen. Zijn kracht ligt in zijn parodistische stijl. In zijn tijd is hem ten onrechte het
auteurschap (met Eelco Verwijs) van het Oera Linda Bok toegeschreven.
In 1961 bezorgde Hans van Straten een bundel Nagelaten snikken, poëzie in de trant van de
Snikken en Grimlachjes. De poëzie van Piet Paaltjens is steeds in trek gebleven, getuige de
vele herdrukken tot ver in de twintigste-eeuw. In 2003 werd een zorgvuldige tekstuitgave van
de Snikken en Grimlachjes verzorgd door M. Mathijsen en D. Welsink, met een nawoord en
een verantwoording. Paaltjens poëzie werd ook veel vertaald, onder meer in het Duits, Frans
en Engels.
Literatuur: BNTL; Oosthoek; WP-lexicon; ter gedachtenis aan François Haverschmidt
(overdruk uit de Schiedamse Courant en andere bladen, 1894); J. Dyserinck. Fr.Haverschmidt
(Piet Paaltjens) (1908); S.E.E. van Gilse. De figuur van François Haverschmidt (1955); E.A.
Serrarens. De dichter-predikant François Haverschmidt (Piet Paaltjens) (1955); J.C. Brandt
Corstius, ‘François Haverschmidt: romanticus van de verloren jeugd’, in: Nieuwe Taalgids 49
(1956) 6, p. 313-318; A.L. Carstens. Familieboek Haverschmidt (1956); R. Nieuwenhuys.
François Haverschmidt. De dominee en zijn worgengel (1964, 19942); D.K. Wielenga Jdzn,
‘“Het vreeselijk geheim van Piet Paaltjens”’, in: Almanak van het Corpus Studiosorum in
academia Campensi ‘Fides quadrat intellectum’ (1980), p. 97-138; François Haverschmidt-nummer van Bzzlletin 9 (1980-1981) 84; H. Noordegraaf. François Haverschmidt en
Schiedam (1993); A. van der Klaauw en A.A. Jordaans (red.). François Haverschmidt, 1835-1894 (1994); ‘François Haverschmidt en zijn tijd’, speciaal nummer van De negentiende eeuw
18 (1994) 1; M. Selser. De dubbele dichter: François Haverschmidt/Piet Paaltjens (1835-1894) (2002); G. Jensma. De gemaskerde God. François Haverschmidt en het Oera Linda-boek (2004).
P. Minderaa en W.J.C. Buitendijk
[Aangevuld, december 2005]