Hattum, Jac. Van
Jacobus van Hattum, Nederlands dichter en prozaschrijver (Wommels 10.2.1900 -
Amstelveen 19.8.1981). Van Hattum was jarenlang onderwijzer, vanaf 1926 in Amsterdam.
Hij debuteerde in 1932 met poëzie in de bundel Baanbrekertjes, waarmee hij zich afficheerde
als een socialistisch dichter. Hij werkte mee aan de tijdschriften Werk en Criterium en was
redacteur van Centaur. In 1936 verscheen de bundel De pothoofdplant, waarmee hij definitief
doorbrak. Het is poëzie waarin de ambivalentie van deze generatie tot uitdrukking komt: een
realistische wijze van schrijven over een ontredderde en in crisis verkerende wereld, maar met
tegelijkertijd een ondertoon van verlangen naar het romantisch-ideale.
Samen met Ed Hoornik en Gerard den Brabander publiceerde hij in 1937 de bundel Drie op
één perron, onder welke titel in 1941 nog een tweede bundel verscheen. Omdat de drie
dichters uit Amsterdam afkomstig waren, werd hen het stempel ‘Amsterdamse school’
opgedrukt. De drie dichters hadden vooral hun kritiek op de hypocriete burgersamenleving en
de slechte sociale omstandigheden in de jaren ‘30 gemeen. Van Hattums poëzie is vaak
sarcastisch, soms ironisch, maar vooral anecdotisch van aard.
Na 1945 verscheen ook prozawerk van Van Hattum, vooral sprookjes met een sarcastische,
soms zelfs wat morbide toon, zoals in Nieuwe sprookjes en vertellingen (1957). Hij schreef
ook voor kinderen. Pas vrij laat kwam hij in zijn gedichten uit voor zijn homoseksualiteit. Zijn
Verzameld werk werd in twee delen, Verzen (1993) en Verhalen (1995), uitgegeven door G.
Wynia.
In 1957 kreeg hij de Marianne Philipsprijs voor zijn gehele oeuvre.
Literatuur: BNTL; Oosthoek; WP-lexicon; Th. Oegema van der Wal. Van en over Jac. Van
Hattum (1969); R. Heite, ‘Jac. Van Hattum: “Ik geloof dat een houding-van-ironie de enige
juiste is”’, in: Trotwaer 2 (1970) 3/4, p. 2-11; M.J.G. de Jong. Eén perron maar drie treinen.
Den Brabander, Van Hattum, Hoornik (1970); M.J.G. de Jong, ‘Want er deugt helemaal niets
van mij’, in: Flierefluiters apostel (1970), p. 79-96; J.W.L. Meyer, ‘Herinneringen aan Jac.
Van Hattum’, in: Tirade 25 (1981) 269, p. 499-508; G. Wynia, ‘Zwarte diamant met vele
facetten. Over Jac. Van Hattum’, in: Maatstaf 43 (1995) 7, p. 42-51; M.J.G. de Jong, ‘Een
troon voor Jac. Van Hattum’, in: Ons Erfdeel 39 (1996) 1, p. 106-109.
P. Minderaa en G.J. van Bork
[Ingrijpend gewijzigd, december 2005]