Harmsen van Beek, Fritzi
Frederike Martine ten Harmsen van der Beek, Nederlands dichteres, verhalenschrijfster en
illustratrice (Blaricum 28.6.1927). Fritzi ten Harmsen van der Beek stamt uit een gezin van
kunstenaars. Zowel haar vader als haar moeder schreven voor kinderen en waren werkzaam
als illustrator. Beiden maakten deel uit van de Amsterdamse, Blaricumse en Larense
kunstenaarskringen. Na het overlijden van haar ouders woonde Ten Harmsen van der Beek
enige jaren in Frankrijk, waar ze het werk van Henri Michaux leerde kennen. Ze had affiniteit
met het onconventionele, absurde en springerige werk van Michaux, van wie ze ‘Plume’
vertaalde (opgenomen in: Henri Michaux, Verschijningen, 1972).
In 1965 debuteerde Ten Harmsen van der Beek met de dichtbundel Geachte Muizenpoot en
achttien andere gedichten, waarvan een groot aantal gedichten eerder in Tirade was
gepubliceerd. De bundel had onmiddellijk groot succes en bereikte een (zeker voor poëzie)
ongekend groot publiek. De bundel ontstond in een periode waarin sprake was van verzet
tegen elke vorm van hiërarchie en bestrijding van bestaande mythes in kunst, politiek en
filosofie. Dat maakt deze poëzie ondogmatisch en subversief en dat uit zich in een speels en
grillig taalgebruik, vol onverwachte wendingen en dubbelzinnigheden.
Ten Harmsen van der Beek giet veel van haar gedichten in een briefvorm. Dat gebeurt al in de
brief aan ‘Geachte Muizenpoot’, maar ook in de briefgedichten aan haar uitgever in Kus of ik
schrijf (1975). Leven en werk zijn bij haar nauw verbonden. Dagelijkse gebeurtenissen, de
haar omringende werkelijkheid, huisdieren, het vormt allemaal materiaal voor haar poëzie.
Maar steeds wordt dat materiaal ingezet om de thema's liefde, verval en dood aan de orde te
stellen en in het verlengde daarvan de thema's kerk, seksualiteit en drank. In die zin is haar
werk verwant met dat van Gerard Reve.
Ook in haar proza tracht Ten Harmsen van der Beek de lezer te ‘ontregelen’ door de
dubbelzinnigheid van haar taalgebruik. De titel van Haar verhalenbundel Neerbraak (1969), in
1982 in één bundel samengebracht met de verhalen van Wat knaagt? (1968), kan als een
programma worden opgevat: het afbreken van bestaande (voor)oordelen.
Er is door critici geconstateerd dat het werk van Ten Harmsen van der Beek verwantschap
vertoont met dat van Kafka, Gogol, Van Ostaijen, Gils en L.P. Boon. Met die laatste drie heeft
ze in elk geval de grilligheid en de humor gemeen. Bovendien zijn het net als zij schrijvers
van grotesken.
De Blaricumse villa Jagtlust, waar Ten Harmsen van der Beek in de jaren zestig woonde, was
een trefpunt van schrijvers als A. Roland Holst, A. Koolhaas, Gerard Reve, Judith Herzberg
en Remco Campert. Ook een tekenaar als Peter Vos was regelmatig te gast op Jagtlust. In hun
werk zijn vaak reminiscenties aan deze periode terug te vinden.
Zelf was Ten Harmsen van der Beek ook actief als illustratrice en verwierf ze enige faam met
haar minutieuze tekenwerk. In 1975 ontving Ten Harmsen van der Beek de Lucy B. en C.W.
van der Hoogtprijs voor haar hele werk. In 1994 kreeg ze de A. Roland Holstpenning voor
haar gehele oeuvre.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; Speciaal
Harmsen van Beek-nummer van Maatstaf 24 (1976) 7; F. Kelk, ‘Bij Fritzi’, in: Flarden en
raapsels (1978), p. 13-22; Tomas Lieske, ‘Florence, Fritzi en de Preraphaëlieten’, in: Tirade
31 (1987) 313, p. 589-610; Annie van den Oever, ‘Gerard Reve en Fritzi Harmsen van Beek’,
in: Bzzlletin 19 (1989) 170/171, p. 99-112; A.M.A. van den Oever, ‘De dubbelzinnigheid van
F. Harmsen van Beek’, in: F.A.H. Berndsen e.a. (red.). Poëtica-onderzoek in de praktijk
(1993), p. 79-100; F. Balk-Smit Duyzentkunst, Fritzi en de sprookjes. Portret en zelfportret
van Fritzi ten Harmsen van der Beek (1996); A. van der Zijl. Jagtlust. Hoe in een Goois
buitenhuis de wereld openging (1998); A. van den Oever. ‘Fritzi’ en het groteske (2003).
G.J. van Bork
[Ingrijpend gewijzigd, november 2005]