Haersolte, Amoene van
Ernestine Amoene Sophie baronesse van Haersolte, geboren jonkvrouwe Van Holthe tot
Echten, Nederlands prozaschrijfster (Utrecht 23.2.1890 - Dalfsen 1.8.1952). Amoene van
Haersolte schreef een zeer verzorgd, soms wat gemaniëreerd proza. Haar betrekkelijk kleine
oeuvre bestaat uit romans en novellen, waarvan vóór WOII delen verschenen in onder andere
Onze Eeuw en Den Gulden Winckel. Ze kreeg bekendheid met de novelle De laatsten (1927),
maar pas na WOII zou ze haar belangrijkste proza publiceren. In 1946 verscheen Sophia in de
Koestraat, waarvoor ze in 1947 samen met Arthur van Schendel de P.C. Hooftprijs ontving.
De verhalen in deze novellenbundel spelen in Overijssel, maar thematiek en schrijfwijze
maken dat dit proza geen streekliteratuur genoemd kan worden. Met ironie en afstandelijkheid
schrijft ze over de botsing tussen droom en werkelijkheid in een stijl die sierlijk en lichtvoetig
is.
In 1949 verscheen de roman De komeet en het harlekijntje en in 1951 de roman Lucile. Die
laatste roman bevat veel autobiografisch materiaal. Postuum werd de novellenbundel De
roerkop (1953) gepubliceerd.
Literatuur: BNTL; Oosthoek; WP-lexicon; W.J.C. Buitendijk, ‘Een tweeledige bekroning’,
in: Op de keper beschouwd. Essays (1951), p. 127-130; V.E. van Vriesland, [Over Amoene
van Haersolte], in: Onderzoek en vertoog (dl 2, 1958), p. 566-568; Hans Edinga, ‘Amoene van
Haersolte: Utrecht 23 februari 1890 - Dalfsen 1 augustus 1952’, in: Jaarboek Maatschappij
der Ned. Letterkunde te Leiden (1967), p. 70-76; H.A. Wage, [Over Amoene van Haersolte],
in: Amersfoortse stemmen 60 (1979) 6, p. 198-201; ‘Amoene van Haersolte’, in: Nederland's
adelsboek 84 (1994[=1995]), p. 54-89.
W. Blok en G.J. van Bork
[Aangevuld, november 2005]