Haes, Jos de
Joseph de Haes, Vlaams dichter en essayist (Leuven 22.4.1920 - Brussel, Jette 1.3.1974). De
Haes studeerde klassieke filologie in Leuven. Daarna werd hij commentator en vervolgens
hoofd van de literaire en dramatische programma's van de BRT.
De Haes' poëzie bereikte nooit een groot publiek. Daarvoor is zijn werk te gesloten en ook
zijn thematiek is weinig toegankelijk. Die thematiek wordt beheerst door een paar
grondthema's die een persoonlijk karakter hebben. ‘Licht’ is zo'n sleutelbegrip in zijn poëzie,
waarbij dat licht staat voor apollinische zuiverheid, maar ook voor het bewustzijn van
vergankelijkheid en onvolmaaktheid.
De gedichten van Het andere wezen (1942), Gedaanten (1954) en Azuren holte (1964)
vertonen een sterk gevoel van onmacht, falen en schuld. Motieven die dat ondersteunen zijn
de zondeval, bestraffing of wraak. Erotiek kan niet worden losgemaakt van de dood. Dit alles
maakt dat De Haes' poëzie een sombere, zelfs pessimistische wereld oproept die beheerst
wordt door schuld en onmacht. Wat de vorm betreft vertoont de poëzie van De Haes sterk
traditionele eigenschappen, waarbij hij vasthoudt aan een regelmatige strofenbouw en aan rijm
en gecontroleerde ritmiek.
In 1956 reist De Haes naar Griekenland. Deze reis heeft hem geïnspireerd tot onder meer de
gedichtencyclus ‘Delphi’ in de bundel Azuren holte, want er zijn opvallende parallellen aan te
wijzen tussen deze cyclus en zijn verslag van die reis in Reisbrieven uit Griekenland (1957).
Behalve poëzie schreef De Haes ook enkele essays, zoals die voor de reeks Monografieën
over Vlaamse Letterkunde over Richard Minne (1956). Hij was voorts actief als redacteur van
de tijdschriften Podium en Dietsche Warande & Belfort, waarin hij gedichten en recensies
over poëzie publiceerde.
In 1974 werd in Verzamelde gedichten een deel van zijn poëzie gepubliceerd en ook de
Verzamelde gedichten uit 1986 zijn niet volledig. Pas in 2004 verscheen een volledige uitgave
van zijn Gedichten met een nawoord, verantwoording en aantekeningen.
De Haes' poëzie is herhaaldelijk bekroond. Zo kreeg hij voor de bundel Gedaanten de
Arkprijs van het Vrije Woord 1955 en de Guido Gezelleprijs van de Koninklijke Vlaamse
Academie. Voor Azuren holte werd hem de Poëzieprijs van de Provincie Brabant 1965
toegekend. In 1965 kreeg hij tevens de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie.
Literatuur: BNTL; Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; W.
Spillebeen, ‘De dichter Jos de Haes’, in: Ons Erfdeel 6 (1962) 2, p. 21-27; Theo Govaart,
‘Pinksterpolyglotten’, in: Kultuurleven 32 (1965) 7, p. 535-543; Martien J.G. de Jong, ‘Het
offer der evolutie’, in: Twintig poëziekritieken (1966), p. 119-126; W. Spillebeen. Jos de Haes
(1966); Maria Rosseels, ‘Geloven is aanvaarden’, in: Gesprekken met gelovigen en
ongelovigen (1967), p. 95-102; Lieven Rens, ‘Spiraal naar Jos de Haes’, in: Kritisch Akkoord
1975 (1975), p. 60-89; J.J. Aerts, ‘Het poëtisch wereldbeeld van Jos de Haes’, in:
Verwondering en rekenschap. Opstellen over Nederlandse letterkunde (1978), p. 229-255; J.
Schoolmeesters, ‘Azuren Holte of het maniërisme van Jos de Haes’, in: Dietsche Warande &
Belfort 125 (1980) 4, p. 261-280; W. Spillebeen, ‘Jos de Haes’, in: Jaarboek Vlaamse
literatuur 1987 (1987), p. 109-151; J. Schoolmeesters, ‘Jos de Haes’, in: R. van der Paardt
(red.). Klassieke profielen. Een collectie essays over classici-literatoren uit de moderne
Nederlandse letterkunde met een bloemlezing uit hun werk (1988), p. 174-190; J.
Schoolmeesters, ‘Literatuuropvattingen en de receptie van de poëzie van Jos de Haes’, in: P.
Peeters en E. Spinroy (red.). Het vouwbeen van de lezer. Over literatuuropvattingen (1996), p.
109-123; W. Adams, ‘Tragische grootheid. Jos de Haes, een hommage’, in: Poëziekrant 28
(2004) 6, p. 48-56.
J. Schoolmeesters en G.J. van Bork
[Aangevuld, november 2005]