Gussinklo, Wessel te
Nederlands prozaschrijver (Utrecht 9.1.1941). Te Gussinklo studeerde psychologie in
Utrecht en werkte enige tijd als psychotherapeut. Hij wilde al vroeg schrijver worden, maar
pas in 1986 verschijnt zijn eerste roman De verboden tuin, die nog in datzelfde jaar
bekroond wordt met de Anton Wachterprijs. Voor zijn tweede roman, De opdracht (1995),
werden hem de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en de F. Bordewijkprijs toegekend.
Te Gussinklo beschrijft in zijn romans personages die zich in een sociaal isolement
bevinden. Enerzijds leven ze in eenzaamheid, maar tegelijk trachten ze een bestaan te leiden
als anderen, onopvallend en ondergeschikt aan die anderen, die ze zowel bewonderen als
verafschuwen. Er is bij hen een sterke neiging om bij anderen in de smaak te vallen, maar
tevens zijn ze ervan overtuigd dat ze zelf superieur zijn vanwege hun uniek inzicht in de
werkelijkheid. Daarmee construeert Te Gussinklo een scherp contrast tussen binnen- en
buitenwereld van zijn personages.
In zijn essaybundel Aangeraakt door goden (2003) schrijft Te Gussinklo over auteurs die hij
bewondert of die hij zichzelf ten voorbeeld stelt. Ook muziek blijkt voor hem een
inspiratiebron, met name de muziek van Mahler. Een belangrijk deel van zijn essaybundel is
gewijd aan Harry Mulisch, met wie hij zich verwant voelt.
Literatuur: Kritisch lexicon; Janet Luis, ‘Ewout en de anderen’, in: Jan
Campertprijzen 1996 (1996), p. 77-90; Jeroen Vullings, ‘De afgrond kijkt ook in jou’,
in: De Revisor 27 (2000) 5, p. 23-34; Jaap Grave, ‘Utopische voorstellingen in Wessel te
Gussinklo's “Verboden tuin”’, in: Spiegel der Letteren 46 (2004) 1, p. 33-47;
Sven Vilse, ‘De fetisjering van het discours - het discours van de fetisjering’, in:
Dietsche Warande & Belfort 149 (2004) 2, p. 254-268.
G.J. van Bork
[nieuw, maart 2005]