Gellings, Paul
Nederlands dichter (Amsterdam 16.5.1953). Gellings studeerde Frans in Groningen. Hij
debuteerde met de poëziebundel Tragiek van een jonge haan (1976), een in de kritiek
nauwelijks besproken bundel. Daarna volgden de wat beter besproken en ook gunstig
ontvangen bundels Het oog van de egel (1990) en De val van verf en roest (1993).
In zijn poëzie verwijlt de dichter bij voorkeur in een wereld van droom en verbeelding, een
roezige wereld van schaduw, bloei, zonlicht over water, vaak in een waas van geuren en
kleuren. Het zijn licht weemoedige verzen in parlandostijl. In de bundel Antiek fluweel
(1997) wordt aangekondigd dat het gaat om een reis van Bourgondië naar Amsterdam en
terug zuidwaarts, maar in feite voltrekt zich een reis in de tijd, waarin de kringloop van
leven en jaargetijden een hoofdrol speelt. In 2004 verscheen De stem van de herfst, poëzie
over Amsterdam.
Vanaf 2001 verscheen ook proza van Gellings. Zijn debuutroman is Witte Paarden (2001)
in 2003 gevolgd door Zuidelijke wandelweg, een verhaal waarin het decor gevormd wordt
door de Amsterdamse rivierenbuurt. Enschedese notities verschenen onder de titel Een
vlakte in de stad (2004) met foto's van Harry Pierik. De vlakte betreft de ruimte die is
ontstaan door de grote vuurwerkramp in Enschede, maar in het boek wordt vooral
weemoedig teruggekeken op de stad van de jaren zestig.
Gellings vertaalde poëzie van Rutger Kopland in het Frans.
Literatuur: Wim Ramaker, ‘Poëzie voor “gewone” mensen met Polka,
Brug, de Kleine k vanuit Groningen’, interview in: Literama (1976-1977) 9, p. 418-427;
Wim Hilberdink, ‘Dan voel je je weer thuis’, interview in: Het oog in 't zeil 9 (1991-1992) 2, p. 27-29; Erna Gellings-Overweg e.a. Voor Paul Gellings. Liber amicorum (2003).
G.J. van Bork
[nieuw, februari 2005]