Geerds, Koos
Nederlands dichter (Ureterp 7.9.1948). Geerds' vader was hoofd van een gereformeerde
basisschool in Staphorst en dat milieu heeft in hoge mate zijn poëzie bepaald. Geerds is
neerlandicus en hij werd decaan van het gereformeerde Greijdanus College in Zwolle.
Zijn poëzie is protestant-christelijk en lijkt te zijn beïnvloed door het werk van Gerrit
Achterberg. In Het vloeiende land (1982) toont Geerds zich een traditioneel dichter die
werkt vanuit zijn geloofsovertuiging. Daarbij komen thema's als dood, liefde en hoopvolle
verwachting aan de orde. In zijn bundel Woeste grond (1992) worden personages
beschreven die een zekere onveranderlijkheid of een traditionele vastheid hebben en zich in
een existentieel isolement bevinden. In de bundel Staphorst: gedichten (1998) gaat het hem
om persoonlijke herinneringen en indrukken, waarmee Geerds, zoals hij zelf zegt,
‘Staphorst op de kaart wil zetten’ in een bundel ‘boerse poëzie’.
Literatuur: Oosthoek; WP-lexicon; H. van der Ent, ‘Koos Geerds’, in:
Uitgelezen: reakties op boeken 10 (1988), p. 89-98; Anne Schipper, ‘Lyriek van de
mislukking van de tijd’, in: Woordwerk 6 (1988) 23, p. 23-29; Hans Werkman, ‘Het
raadsel van de afgekrabde scherven’, in: Gerommel van Büch tot Bommel (1989), p. 76-80; Dirk Zwart, ‘De dichter als poolreiziger’, interview in: Bloknoot 2 (1992) 2, p. 5-13; M. Stigter, ‘Zijderups weigert vlinder te worden’, in: Bloknoot 3 (1994) 9, p. 132-139; Dirk Zwart, ‘God als zeepiraat?’, in: Bloknoot 3 (1994) 3, p. 121-126.
G.J. van Bork
[nieuw, februari 2005]