Friedman, Carl
Carolina Friedman, Nederlands schrijfster en vertaalster (Eindhoven 29.4.1952). Afkomstig
uit een joods gezin, waarvan de vader aan een concentratiekampsyndroom lijdt. Carl
Friedman volgde de opleiding tot tolk-vertaler, die zij echter niet voltooide. Ze werkte enige
tijd in de journalistiek voor het Brabantse dagblad De Stem, maar ging uiteindelijk
vertaalwerk verrichten.
Vanwege de gezinssituatie verdiepte ze zich in de geschiedenis van de tweede wereldoorlog
en las vooral ooggetuigenverslagen. Haar bezoeken aan de Duitse concentratiekampen leidde
tot een reeks sonnetten die ze publiceerde in De Gids en Maatstaf.
In 1991 debuteerde ze met proza in de novelle
Tralievader. In 1993 volgde
Twee koffers vol,
een roman die speelt in een joodse wijk van Antwerpen.
Het werk van Friedman is sterk autobiografisch. In Tralievader speelt de situatie van haar
eigen vader een belangrijke rol en in Twee koffers vol de buurt van Antwerpen die zij uit
eigen ervaring kent. Vrijwel steeds draait het in het proza van Friedman om
‘inlevingsvermogen’, de pogingen om te begrijpen wat anderen overkomen is.
Friedmans proza kan beschouwd worden als een vorm van verslag van de tweede generatie
oorlogsslachtoffers.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; Frits Abrahams, ‘Op een dag, dacht ik, zal
ik het begrijpen. Maar er valt niets van te leren’, interview in: Uiteindelijk helpt niets
(1992), p. 116-125.
G.J. van Bork
[nieuw, februari 2004]