Fabricius, Johan
Johan Johannes Fabricius, Nederlands tekenaar, toneelspeler, journalist en prozaschrijver
(Bandung 24.8.1899 - Glimmen, gem. Haren, Gr., 21.6.1981). Zoon van de journalist en
toneelschrijver Jan Fabricius. Bracht zijn jeugd door in Nederlands-Indië. Volgde in
Nederland enige tijd een opleiding tot schilder, waarna hij op 18-jarige leeftijd als
oorlogstekenaar naar het Oostenrijks-Italiaanse front trok. De publicatie in
De Gids van in die
tijd vanuit Italië naar huis geschreven brieven vormde zijn schrijversdebuut. Enige jaren
daarna wijdde hij zich geheel aan het schrijven.
Fabricius reisde veel en woonde lange tijd buiten Nederland. Zijn voor WO II geschreven
boeken dragen hiervan de kenmerken: zij roepen een ‘melodie der verten’ op. Vanaf
1942 gaat vooral Nederlands-Indië de stof leveren voor zijn romans. Fabricius is een uiterst
productief schrijver: hij schreef meer dan zestig boeken. Dankzij zijn vlotte en boeiende
verteltrant werd hij in brede kring gelezen.
Het meisje met de blauwe hoed (1927) was buitengewoon populair en is Fabricius meest
herdrukte roman. Het boek werd in 1934 verfilmd en in 1972 voor televisie bewerkt tot
musical. Voor zijn roman
Komedianten trokken voorbij (1931) kreeg hij de Van der
Hoogtprijs. Het boek vormt samen met
Melodie der verten (1932) en
De dans om de galg
(1934) een trilogie over het decadente en picareske Italië van de achttiende eeuw. Populair
was ook zijn roman Hotel Vesuvius (1962) met de ondertitel ‘een vrolijke roman van zon,
druiven en onverstandige politiek’.
Fabricius schreef ook voor de jeugd. Bekend werd zijn historische jongensboek
De
scheepsjongens van Bontekoe (1924) dat talloze malen werd herdrukt. Voor de Delftse
Slaoliefabrieken schreef hij de geïllustreerde reclamereeks
De wondere avonturen van Arretje
Nof (1928).
In zijn latere werk richtte Fabricius zich meer en meer op actuele problematiek in zijn
romans, zoals in
Jongensspel (1963),
Dag, Leidseplein (1968) en
Partnerruil niet uitgesloten
(1972). In
Mijn huis staat achter de kim (1951) gaf Fabricius zijn memoires en met
Hopheisa,
in regen en wind (1964) verscheen zijn autobiografie.
Literatuur: BWN; Lexicon jeugdlit.; Oosthoek; WP-lexicon; R. Bulthuis, Johan
Fabricius. Een schrijver en zijn werk (1959); J. de Ceulaer, ‘Johan Fabricius.
Vertellen’, in: Te gast bij Nederlandse auteurs (1966), p. 46-54; J. Marsman, Johan
Fabricius (1978); Tony van Verre ontmoet Johan Fabricius (1979); K. Visser. Over Johan
Fabricius (NBLC, 1981); J. Kooistra, ‘Een tóch kwetsbare grand-seigneur’, in: Argus 4
(1981) 20/21, p. 144-149; A.G.M.F. Brok, ‘Herinneringen aan Johan Fabricius’, in:
Boekenpost 5 (1997) 32, p. 34-35.
G. Termorshuizen en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, februari 2004]