Enquist, Anna
Pseudoniem van Christa Widlund-Broer, Nederlands dichteres en
romanschrijfster (Amsterdam 19.7.1945). Studeerde klinische psychologie in
Leiden, waar ze in 1969 afstudeerde. Aan het Haagse conservatorium studeerde
ze piano, een opleiding die ze in 1976 afrondde. Daarna studeerde ze in Amsterdam waar ze
de opleiding van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse volgde. Vanaf 1987 is ze
verbonden aan het Nederlands Psychoanalytisch Instituut. Ze brak haar carrière als pianiste af
en begon gedichten te schrijven waarmee ze debuteerde in Maatstaf in 1988. Haar officiële
debuut is de gedichtenbundel Soldatenliederen (1991), waarmee ze meteen de C.
Buddingh'-prijs verwierf. Deze poëzie kon al direct rekenen op een grote publieke
belangstelling door de herkenbare manier waarop ze de grote vragen van het menselijk
bestaan aan de orde stelt. De achtergronden van deze gedichten zijn van autobiografische aard.
Haar poëzie is anecdotisch en ironisch-realistisch, waarmee ze zich in de traditie plaatst van
dichteressen als Vasalis, Michaelis en
Herzberg.
Met haar eerste roman Het meesterstuk (1994) bereikte Enquist onmiddellijk een
groot publiek, ondanks het feit dat de kritiek niet onverdeeld gunstig was. Het meesterstuk is
een psychoanalytische roman die personaal verteld wordt, maar waarin de beroepspsychiater
Lisa als alwetend personage commentaar geeft. Zowel in Het meesterstuk als in de roman
Het geheim (1997) is het ouderschap, met name het moederschap, het centrale
thema.
Veel van de poëziebundels na Soldatenliederen bevatten een afdeling reisgedichten, met
poëzie over een reis of een tocht, maar bijvoorbeeld ook over de ontdekker James Cook, zoals
in Een nieuw afscheid (1994). In 2000 werden Enquists gedichten bijeengebracht
in De gedichten, 1991-2000. Voor Het meesterstuk kreeg Enquist de
Debutantenprijs 1994.
Literatuur: Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; Ed Leeflang,
‘Weergaloos en gewapend. Over het debuut van Anna Enquist’, in: Ons Erfdeel 35
(1992) 2, p. 162-171; A. Reitsma, ‘In aarde genoemd en genomen’, in: Ons Erfdeel 37
(1994) 4, p. 482-488; Ad Zuiderent, ‘Beeld, abstractie en poëtische boventonen. Over
beeldgedichten en muziekgedichten’, in: Voortgang. Jaarboek voor de Neerlandistiek 15
(1995), p. 249-262; A. Visser, ‘Het geloof in een collectieve psychose’, interview in:
De tien geboden (1999), p. 46-53; L.H. Wiener, ‘Jampot’, in: De Tweede Ronde 21
(2000) 2, p. 119-123.
G.J. van Bork
[nieuw, januari 2004]