Eijkelboom, Jan
Nederlands journalist en dichter (Ridderkerk 1.3.1926). Stamt uit een
gereformeerd gezin. Ging in 1945 als vrijwilliger in militaire dienst en maakte vervolgens de
politionele acties in Indonesië mee. Na zijn terugkeer studeerde hij enige tijd Engels en
politicologie. Van zijn ervaringen in Indonesië getuigt zijn verhaal ‘De terugtocht’, in
1953 gepubliceerd in Libertinage.
Eijkelboom redigeerde samen met Aad Nuis en Renate
Rubinstein van 1953 tot 1956 het studentenweekblad Propria Cures. In 1957 richtte
hij, samen met zijn vriend Jan Emmens, het tijdschrift Tirade op.
Eijkelboom schreef vanaf 1956 voor Vrij Nederland en werd daar in 1958 adjunct-hoofdredacteur. Vanaf 1964 werkt hij op freelance basis. In dat jaar vestigde hij zich in
Dordrecht.
In 1980 debuteert Eijkelboom met gedichten in Wat blijft komt nooit terug, in
1982 gevolgd door De gouden man. Die laatste bundel werd bekroond met de
Herman Gorterprijs. Van het begin af aan blijkt er voor de poëzie van Eijkelboom een relatief
groot publiek te zijn. Doorgaans wordt die populariteit toegeschreven aan zijn alledaagse toon
en zijn herkenbare thematiek. Eijkelboom zelf kent aan zijn poëzie een therapeutische
werking toe, met name voor zijn alcoholverslaving. Hoe verstaanbaar deze poëzie ook mag
zijn, ze is tegelijkertijd complex en poly-interpretabel.
Eijkelbooms poëzie-opvattingen sluiten vooral aan bij de Engelse realistische poëzie van na
WO II, zoals die van Philip Larkin, van wie hij ook poëzie vertaalde. In 1957 was al een
vertaling verschenen van het werk van John Donne, die in 1981 opnieuw werd uitgegeven met
een aanvulling.
In 1991 werd Eijkelboom wegens zijn verdiensten als dichter tot ereburger van Dordrecht
benoemd. In 1994 kreeg hij de Anna Blamanprijs voor zijn gehele oeuvre en in 2003 de Jan
Campertprijs voor Heden voelen mijn voeten zich goed (2002).
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; K. van 't Hof, ‘Aards maar met
vleugels’, in: Ons Erfdeel 34 (1991) 5, p. 719-732; G. Middag, ‘Halve waarheid, halve
troost’, in: Tirade 42 (1998) 2, p. 148-162.
G.J. van Bork
[nieuw, januari 2004]