Daems, Servaas Dominicus
Vlaams dichter en prozaschrijver (Noorderwijk 4.6.1838 -
Tongerlo 30.7.1903). Norbertijner kanunnik van de premonstratenzer abdij van
Tongerlo, waar hij leraar godgeleerdheid en bibliothecaris was. Zijn gedichten zijn vooral
sober en bondig, afwisselend vroom en grappig. De titels spreken voor zichzelf:
Lierzangen (1870), Deugd en vreugd. Liederbundel voor brave
zangers (1877). In Dit sijn suverlike liedekens (1878) gaf hij een proeve van
het schrijven van middeleeuwse poëzie. Daarnaast schreef hij Gedichten (1879),
Luit en fluit (1884), huiselijke poëzie, kluchtliederen, grappige legenden, cantaten
en verheven liergedichten.
Daems vertaalde uit het Engels twee gewijde drama's van kardinaal Wiseman
en schreef zelf Sinte-Dymphna's marteldood (1874). Tot zijn prozawerk behoort:
Voor twee vaders (1868), Blinde Agnes (1874) en onder het
pseudoniem Peeter Klein De kruiwagens (1869). Zijn vastenmeditaties genoten
een zekere faam.
Literatuur: WP-lexicon; G. Segers, ‘Pater Daems, een levensbeeld’, in:
Vlaamsche Kunstbode (jan. en febr. 1904); W. van Spilbeek, ‘Levensschets van
Daems’, in: Jaarboek Kon. Vl. Acad. (1904); W. van Neylen. Kanunnik Daems, zijn
werken beschouwd als spiegel van zijn karakter (1905); R. Sterkens. Servaas Daems en zijn
letterkundige werken (1935); Brieven aan Servaas Daems (1935), met toel. door R. Sterkens.
J. Vercammen
[gewijzigd en aangevuld, februari 2003]