Daem, Geertrui
Vlaams proza- en toneelschrijfster (Aalst 29.4.1952). Studeerde aan de
Rijksnormaalschool te Gent, speelde enige tijd bij het amateurtoneel en werd in
1977 beroepsactrice. In 1986 richtte ze de theatergroep School voor Gekken op.
Geertrui Daem debuteerde in 1992 met de verhalenbundel
Boniface, waarmee ze de Boekenweek Debuutprijs en de Lucy B. en C.W. van der
Hoogtprijs 1994 verwierf. Voor toneel schreef ze De meisjeskamer (1993),
bekroond met de Paul de Montprijs, een stuk waarin ze ook zelf acteerde. Het
moederskind (1995), eveneens voor toneel geschreven, werd bekroond met de Taalunie
Toneelprijs. Met haar eigen toneelgroep speelde ze een bewerking van Louis Paul Boons
De Kapellekensbaan.
Een vader voor Elisabeth (1994) werd genomineerd voor de AKO-literatuurprijs.
In 1996 verscheen hierop een vervolg: Geboeid door liefde (geen vader voor
Elisabeth), drie verhalen over de ontwikkeling van Elisabeth via drie stadia in haar
leven.
Haar eerste roman Koud (2001) gaat over een Korea-veteraan die na zijn
thuiskomst geconfronteerd wordt met de veranderde mentaliteit en moeite heeft om zich
daarbij aan te passen. Veel van Daems werk gaat over de botsing tussen illusies of
verwachtingen en de werkelijkheid van alle dag. Met name de dromen van jonge meisjes en
de harde realiteit van de wereld van de volwassenen vormt zo'n onderwerp.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; B. Vervaeck, ‘De vloekende Vlaming.
Over de kritische functie van het dialect’, in: Maatstaf 41 (1993) 9/10/11, p. 155-163; K.
Osstyn, ‘Boniface’, in: Ons Erfdeel 36 (1993) 2, p. 271-272.
G.J. van Bork
[nieuw, februari 2003]