Charles, J.B.
Pseudoniem van Willem Hendrik Nagel, Nederlands prozaschrijver, dichter en
essayist (Zwolle 25.8.1910 - Oegstgeest 29.7.1983). Studeerde
rechten te Groningen. Kreeg een functie bij het kantongerecht. In mei 1941 werd hij
benoemd tot ambtenaar bij het openbaar ministerie te Middelburg, doch op last van
de Duitsers werd de benoeming ongedaan gemaakt. Medio 1944 trad hij toe tot het verzet.
Promoveerde in 1949 op een proefschrift over De criminaliteit van Oss en werd in 1959
hoogleraar criminologie te Leiden, waar hij in 1976 zijn afscheidsrede uitsprak.
Charles was van 1959 tot 1972 voorzitter van uitgeverij De Bezige Bij.
Als student schreef hij in een Gronings studentenblad. Tijdens WO II liet hij clandestien twee
cyclussen poëzie verschijnen, Een suite van de zee en Terzinen van de
Mei (1944). De novelle Ontmoeting in den vreemde verscheen in 1946.
In zijn eerste bundel verzen Zendstation (1949) werden de twee in 1944 verschenen
cyclussen opgenomen. Enkele volgende bundels bracht hij met nieuw werk bijeen in
Gedichten (1955; later opgenomen in De gedichten tot 1963, 1963).
Charles' werk staat in het teken van zijn activiteiten tijdens WO II: strijd tegen het fascisme en tegen
alles wat zich na WO II aandient als mogelijke verschijnselen daarvan. Daarbij gaat hij ervan uit dat
er in ieder mens fascistoïde trekken leven en hij schrijft zijn werk dan ook vanuit het streven naar
individuele geestelijke hygiëne. In Volg het spoor terug (1953) houdt hij zich
polemisch bezig met die na-oorlogse verschijnselen die een voortzetting van het fascisme zouden
kunnen zijn, zoals nationalisme, discriminatie etcetera. Hij verwierf met dit boek de extra prijs van de Jan
Campertstichting en de Prozaprijs van de stad Amsterdam. In Van het kleine
koude front (1962) zet hij zijn individualistische polemiek voort. Hij richt hierin zijn pijlen op
de winst van de agressie, de terugkeer van nazi-generaals en -industriëlen op hooggeplaatste posities
in het na-oorlogse Duitsland. Charles zelf zegt dat het hem er vooral om te doen is te onderzoeken
waar de kiemen van het fascisme kunnen worden gevonden en waar het spoor terug te vinden is dat
voor elk mens op een andere plek begint. In elk geval gaat het hem niet om het ‘verhaal’ als
zodanig.
Naast dit niet-fictionele werk schreef Charles ook verhalen in De menseneter van
Nowawes (1956), een roman, De vrouw van Jupiter (1962) en een
kinderboek, Naar de Barbiesjes (1983). Opvallend is dat ook in dit fictieve proza
dezelfde problematiek aan de orde wordt gesteld: mens en massa, gezag en geweld. Zijn poëzie is
allerminst gesloten poëzie. Het zijn gedichten waarin weinig aandacht is voor de formele kanten en
des te meer voor de vertelling en het engagement.
Herinneringen aan vrienden en tijdgenoten publiceerde Charles in Maatstaf (1979-1981), later
gebundeld in In Frankrijk dacht ik aan mijn vader (1986).
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; M. van Amerongen, ‘Tussen de
waazin en de wetenschap loopt Willem Nagel met bedaarde stap’, in: De muichelmoordenaars
(1978), p. 250-265; A. Romein-Verschoor, ‘Reacties op het boek van Charles’, in: Spelen
met de tijd (1972), p. 206-215; G.H. 's-Gravesande, ‘Al pratende met J.B. Charles’,
interview in: Vergeten en gebleven: literaire beschouwingen (1982), p. 182-187.
G.H. 's-Gravesande en G.J. van Bork
[ingrijpend gewijzigd, november 2002]