Cartens, Jan
Nederlands prozaïst (Roosendaal 25.5.1929). Deed MO-Nederlands en werd leraar.
Debuteerde in 1975 met de roman Dat meisje uit München. Schreef daarvoor al
essays, onder meer over Bredero en Jan Engelman.
Cartens groeide op in een rooms-katholiek milieu, waarover hij Een Roomsche jeugd, een
relaas (1980) schreef. Die achtergrond speelt een rol in zijn romans die vaak over
huwelijksproblemen of generatieproblemen handelen, zoals in De thuiskomst (1976)
of in Vroege herfst (1978).
Cartens schreef een roman naar aanleiding van het bekend worden van de mogelijke
homoseksualiteit van bisschop Bär: De roze bisschop (1994), waarbij hij het
homoseksuele aspect vervangt door de liefde van een katholiek geestelijke voor een vrouw. In feite
is het boek een aanklacht tegen het celibaat.
Literatuur: Oosthoek; WP-lexicon; J. de Ridder. Jan Cartens (1985); J. de Ridder en D.
Cartens, ‘Jan Cartens’ in: Preludium 6 (1989-1990) 1, p. 27-43; M. de Koning,
‘Kroniekschrijver van een worstelende generatie: de auteur Jan Cartens’, in: Brabantia 39
(1990) 3, p. 15-17; J. Grijpink, ‘Bij de 65ste verjaardag van Jan Cartens’, in: Brabantia 43
(1994) 6, p. 20-21; J. Diepstraten, ‘De roze bisschop’ interview in: De kunst van het
schrijven (2000), p. 196-200.
G.J. van Bork
[nieuw, november 2002]