Carlier, Libera
Libera Bruno Carlier, Vlaams prozaschrijver (Nijlen 19.1.1926). Was kapitein op
de grote vaart en rivierloods op de Schelde. Die achtergrond bepaalt ook zijn werk: romans en
verhalen over de zee en over zeelieden. Hij schreef een epos over de binnenvaart Tussen wal
en schip (1977) dat werd bewerkt voor een tv-feuilleton. Daarvoor nog verschenen onder meer De zondagsslepers (1957), Duel met de tanker (1957), Action
Station Go! (1958), Piraten (1960), Het kanaal (1961),
De kleine reder (1965), Varen in ballast (1970) en Even be-westen Ouessant (1974). Zijn werk, dat gekenmerkt wordt door een sobere,
eenvoudige verteltrant, is niet zelden gekleurd door ironie of zwarte humor. In een essay dat
opgenomen is in Het luipaard en andere verhalen (1968) zet hij uiteen wat zijn
drijfveren zijn bij het schrijven. Carlier schrijft vanuit een maatschappelijk engagement over actuele
sociale, politieke en morele problemen. Zijn personages zijn zich bewust van hun sociale
verantwoordelijkheid, maar leven in het besef van de kloof tussen ideaal en werkelijkheid.
Carlier schreef voorts oorlogs- en verzetsromans en de reisreportage over China Het Oosten
is rood (1967). In 1983 verscheen zijn Geschiedenis mijner jeugd.
Literatuur: Oosthoek; WP-lexicon; C.J.E. Dinaux, ‘Libera Carlier op zoek naar de
mens’, in: Weerklank (1965) p. 108-112; F. Depeuter, ‘Een schommelstoel, Carlier
genaamd’, in: Heibel 1 (1965) 5, p. 35-41; G. Goedemé, ‘Carlier, Libera Bruno’, in: M.
Janssens e.a. (red.). Geboekstaafd. Vlaamse prozaschrijvers na 1945 (1988), p. 77-80; L.
Carlier, ‘Turend naar een gebarsten spiegel’, in: L. de Vos (red.). Een onberaamd verbond.
50 jaar Arkprijs voor het Vrije Woord (2000), p. 89-91.
G.J. van Bork
[nieuw, november 2002]