Campert, Jan
Jan Remco Theodoor Campert, Nederlands dichter en prozaschrijver
(Spijkenisse 15.8.1902 - Neuengamme 12.1.1943). Zoon van een arts in
Westkapelle. Bezocht scholen in Middelburg en
Vlissingen. Aanvankelijk werkzaam op een bank en later journalist te Den
Haag en toneelrecensent. Juli 1942 gearresteerd wegens hulpverlening aan joden. Na
gevangenschap te Breda, Haaren en Amersfoort
gestorven in een concentratiekamp. Debuteerde samen met Henne (= Hendrik)
Scholte in Refreinen. Verzen (1922). Schreef samen met Ben van
Eysselsteyn: Het Chineesche mysterie, 'n Nederlandsche detectiveroman
(1932); samen met Willy Corsari: Klokslag twaalf (1933),
detectiveroman spelend in de Haagse kunstenaarswereld; Die in het donker... (1934,
herdr. 1962), uit de Amsterdamse onderwereld; Wier (1935, 19614, bewerkt door
Remco Campert), een roman die op Walcheren speelt, ‘Deez kleine hand’ in
Drie novellen (1940); Slordig beheer (1941), autobiografische novelle
over het Amsterdams artiestenleven; Sonnetten voor Cynara (1942, 19453).
Nadat hij reeds verscheidene gelegenheidsverzen had geschreven, werd hij vermaard door het
verzetsvers Het lied der achttien dooden, gemaakt naar aanleiding van het zogenaamde Geuzenproces te
Rotterdam in maart 1941. Op instigatie van Utrechtse studenten werd er een rijmprent van gemaakt,
die de grondslag werd voor het illegale Nationale Steunfonds. In 1947 verschenen de
Verzamelde gedichten (1922-1943), met een inleiding van G.H. 's-Gravesande, met tal van tot dan toe onuitgegeven gedichten, o.a. vertalingen van
Shakespeare-sonnetten. In 1962 verschijnt de bloemlezing Wie weet slaag ik in de
dood, een keuze door zijn zoon Remco Campert en met een inleiding van
Clara Eggink (met wie hij getrouwd geweest is).
De liefde tot de geboortegrond en tot Oranje, en zijn aangeboren afkeer van tirannie, maken hem tot
de Nederlandse verzetsdichter bij uitnemendheid. Zijn proza is eenvoudig vertellend, openhartig en
niet moraliserend. Te zijner nagedachtenis werd in Den Haag de Jan Campert Stichting opgericht.
Literatuur: BWN; Oosthoek; WP-lexicon; H.G. Hoekstra. Over Jan Campert (1946);
J.J. Poort, ‘Een cel is maar twee meter lang’, in: Gedachten over gedichten (1977), p. 90-98; M. ter Braak, ‘De realistische bril’, in: Verzameld werk (dl. 5, 19802), p. 403-409; M.
ter Braak, ‘Problemen der volkspoëzie’, in: Verzameld werk (dl. 6, 19802), p. 256-262; J.
Borkes, ‘Een die er buiten valt. Jan Campert herdacht’, in: Zeeuws Tijdschrift 43 (1993) 3,
p. 107-111; R. Campert, ‘Over mijn vader’, in: J. Mulder en R. Campert. Familiealbum
(1999), p. 37-64.
W.J.C. Buitendijk
[aangevuld en verbeterd, november 2002]