Campert, Remco
Remco Wouter Campert, Nederlands dichter en prozaschrijver (Den
Haag 28.7.1929), zoon van Jan Campert en actrice Joekie Broedelet.
Richtte in 1950 met Rudy Kousbroek het tijdschrift Braak op. Woonde
aanvankelijk afwisselend in Parijs, Blaricum, Amsterdam en
Antwerpen, maar vestigde zich in 1966 definitief in Amsterdam. Campert heeft vanaf
het begin van zijn pen geleefd. Daartoe schreef hij reclameteksten en maakte hij tal van vertalingen
(onder meer van Françoise Sagan, Ionesco en Ira Levin). Hij publiceerde o.a. in Podium, de Haagse
Post, Vrij Nederland, Tirade en Het Parool. Campert schreef ook veel voor kinderen, zoals
Lodewijk Sebastiaan (1956), Kinderverhalen (1984), Basta,
het toverkonijn (1994) en Oom Boos-Kusje en de kinderen (1996). In de
Volkskrant schrijft hij vanaf 1984 samen met Jan Mulder een dagelijkse column
onder de naam CaMu. Van 1969 tot 1979 was hij redacteur bij De Bezige Bij.
Campert debuteerde als dichter met de bundel Vogels vliegen toch in 1951, een
bundel waarin een poging gedaan wordt om het onmogelijke, de droom of het ideaal ten opzichte
van de ontnuchterende werkelijkheid hoog te houden. Datzelfde geldt voor de liefde tegenover de
desillusionerende werkelijkheid.
In latere poëzie wordt de werkelijkheid, zij het met ironie en melancholie, meer en meer aanvaard.
In de bundel Met man en muis (1955) wordt nog een middenweg gevonden, maar in
Scènes in Hotel Morandi (1983) is die ontwikkeling min of meer voltooid.
Intussen had Campert lange tijd gezwegen als dichter en had hij vooral proza gepubliceerd, verhalen
in De jongen met het mes (1958) en Een ellendige nietsnut (1960), en
romans als Het leven is vurrukkulluk (1961) en Liefdes
schijnbewegingen (1963). Ook in zijn proza is de eerdergenoemde thematiek te vinden,
maar daarnaast zijn de personages vaak verlegen en passieve figuren die om die redenen op de
werkelijkheid stuk lopen. Camperts parlando-achtige stijl blijft steeds lichtvoetig en humoristisch. Hij
maakt gebruik van allerlei middelen om die speelse stijl te onderbouwen, zoals het understatement,
de zelfcorrectie en de ironie. Bovendien speelt het taalspel een belangrijke rol en ook de
improvisatie zoals hij die had leren kennen uit de jazzmuziek. Die improviserende en
experimenterende elementen, zowel in zijn poëzie als in zijn proza, maakte dat hij aanvankelijk
aansluiting vond bij de Vijftigers, met wie hij bevriend was. Gedichten van Campert werden
opgenomen in programmatische Vijftigerbloemlezingen als Atonaal (1951) en
Vijf 5tigers (1955). Camperts werk is echter, vooral in het begin, romantischer dan
dat van zijn mede-Vijftigers. Later schuift hij meer en meer op naar het realisme van
Schippers en Bernlef, zonder daarin hun meer extreme standpunten
te delen.
Om die redenen wordt zijn werk wel ingedeeld bij achtereenvolgens de Vijftigers, de neo-romantici
en de neo-realisten.
Camperts werk is herhaaldelijk bekroond. Al in 1953 kreeg hij de Reina Prinsen Geerligsprijs voor
de bundel Berchtesgaden. In 1956 ontving hij de Jan Campertprijs voor Met man en
muis en Het huis waarin ik woonde (1955). In 1959 werd De jongen met het mes
bekroond met de prozaprijs van de gemeente Amsterdam en in 1979 werd hem de P.C. Hooftprijs
1976 toegekend voor zijn gehele dichtwerk tot dan toe.
Literatuur: Kritisch lexicon; Lexicon lit. werken; Oosthoek; WP-lexicon; P. Rodenko,
‘De nieuwe poëzie is pragmatisch’ en ‘Wandelen en spoorzoeken in de poëzie’ in:
Tussen de regels (1956) p. 158-162, 168-173; M. Rutten, ‘Remco Campert of Poëzie als daad
van bevestiging’, in De Vlaamse Gids 43 (1959) 1, p. 31-44; P.H.S. Batelaan, ‘De poëzie
van Remco Campert’ in: Maatstaf 11 (1964) 12, p. 909-930; J. Bernlef en K. Schippers, in
Wat zij bedoelen (1965), p. 134-160; E. de Jong en J. Groot, ‘Het verrukkelijke leven van
Remco Campert’, in: Schrijversportretten uit de Haagse Post (1975), p. 33-50; F. van
Campenhout. Remco Campert (Grote ontmoetingen 33, 1979); Remco Campertnummer van De
Vlaamse Gids, 64 (1980) 5; R.A.J. Kraaijeveld. Remco Campert, het leven is vurrukkulluk
(Memoreeks, 1992); R. Elshout, ‘Leven en schrijven: over proza en poëzie van Remco
Campert’ in: Ons Erfdeel 36 (1993) 5, p. 652-664; J. Mulder. Remco Campert. Familie-album (1999); D. Cartens (red.). Remco Campert. Al die dromen al die jaren
(Schrijversprentenboek 46, 2000).
G.J. van Bork
[nieuw, november 2002]