Berge, H.C. ten
Johannes (Hans) Cornelis ten Berge, Nederlands dichter, prozaschrijver en vertaler
(Alkmaar 24.12.1938). Reeds in zijn debuut, de dichtbundel
Poolsneeuw (1964), toonde Ten Berge zich een dichter, die het zijn lezers niet
gemakkelijk maakt: in een montagestijl, verwant aan die van de Amerikaanse dichter Ezra Pound,
koppelde hij gegevens uit diverse culturen en tijden, daarbij steeds vormen van bederf signalerend,
die ook de eigen tijd niet vreemd zijn. In zijn volgende bundels is de hardheid, de ogenschijnlijke
koude van taal - een van de wapens tegen bederf - met het genoemde grondthema verder
ontwikkeld. Vooral in zijn bundels De witte sjamaan (1973) en Va
banque (1979) is er een lyrischer, openlijker toon waar te nemen, terwijl het poëtische recht
van spreken en de politiek-satirische accenten steeds directer worden beleden.
In 1969 debuteerde Ten Berge als prozaschrijver met de verhalenbundel Canaletto
en ook hier toont hij zich een experimenterende en monterende schrijver, facetten die vergeleken
met zijn poëzie meer in de structuur van zijn verhalen en romans dan in het taalgebruik tot uiting
komen.
Bijzonder belangrijk werk verrichtte Ten Berge als vertaler, niet alleen van moeilijk toegankelijke
literatuur zoals Japanse noh-spelen en de Cantos van Pound, maar ook van volkse verhalen uit de
Eskimocultuur. Ook in dit werk staat hij op de bres voor zuiverheid en verbeeldingskracht.
Als redacteur van het tijdschrift Raster (eerst door hem alleen geleid, later in samenwerking met
anderen) laat Ten Berge zich kennen als een zeer strijdbaar, consciëntieus en veeleisend schrijver,
die opkomt voor bedreigde culturen, waar ook ter wereld.
Ten Berge's roman Het geheim van een opgewekt humeur (1986) werd
genomineerd voor de AKO-literatuurprijs en werd bekroond met de Multatuliprijs. De roman
De jaren in Zeedorp (1998) is een zelfstandig te lezen vervolg op deze roman. Beide
romans lijken sterk autobiografisch gekleurd. Ten Berge bundelde dagboekfragmenten en notities in
De honkvaste reiziger (1995) en Vrouwen, jaloezie en andere
ongemakken (1996). In Materia prima bracht hij gedichten bijeen uit de jaren
1963-1993. In 1996 kreeg hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre.
Literatuur: Kritisch lexicon; Oosthoek; WP-lexicon; R. Bloem, ‘Poëzie in reeksen’,
in Literair Lustrum (1961-1966) (1968), p. 85-103; H.U. Jessurun d'Oliveira, ‘Van miniatuur
tot klein beeld’, in Vondsten en bevindingen (1967) p. 423-439; W. de Moor, ‘De vorm
van een afwezige inhoud’, in Literatuur Lustrum, 2 (1973) p. 99-115; J. Kuijper, ‘Zo'n zin
moet in je mond dansen: gesprek naar aanleiding van Texaanse elegie V’, in: Revisor 12 (1985)
2, p. 18-26; M. van Buuren, ‘Het gedicht: een zo leeg mogelijk beeld van de maker’, in:
Ongebaande wegen: opstellen over literatuur (1985), p. 43-62, 139-141; H.C. ten Berge en T.
van Deel. H.C. ten Berge: informatie (1987); H. Vandevoorde e.a., ‘H.C. ten Berge’,
spec.nummer van Yang 24 (1988) 139; Th. Hermans, ‘H.C. ten Berge transmontanus. Wat doen
feiten ertoe als fiktie bestaat?’, in: Ons Erfdeel 32 (1989) 4, p. 544-553; Th. Hermans,
‘Translation and the indirect route’, in: B. Westerweel en Th. D'haen (red.). Anglo-Dutch
literary translation (1990), p. 305-317; J. Kruithof, ‘De bronnen van het bestaan’, in: De
eenzame herfst. Essays (1990), p. 62-67; Wam de Moor, ‘Vroeg uit zijn landschap geworpen.
In gesprek met H.C. ten Berge’, in: Dietsche Warande & Belfort 137 (1992) 2, p. 220-229;
S. Hertmans, ‘Verlichte romantiek of welluidende avant-garde? H.C. ten Berge’, in: N.
Matsier e.a. (red.). Het literair klimaat 1986-1992 (1993), p. 203-213; H. Bousset,
‘Mythofiel. Over H.C. ten Berge’, in: De gulden snede. Over Nederlands proza na 1980
(1993), p. 144-151.
R. Bloem en G.J. van Bork
[aangevuld, februari 2002]