Willems, Jan Frans
Zuidnederlands dichter, literair-historicus, essayist,
polemist, filoloog en cultuurpoliticus (Boechout 11.3.1793-Gent 24.6.1846).
Bracht zijn jeugd door in een milieu van verarmde kleinburgers. Was grotendeels
autodidact. Te Lier speelde hij toneel en ontving hij huisonderricht bij de
aristocratische familie Bergmann, waar hij zich ook een aantal principes eigen
maakte zoals verdraagzaamheid, vrijheidsliefde, liefde voor de moedertaal en de
eenheid der Nederlanden, en een liberale levensbeschouwing. Op 16-jarige
leeftijd begonnen als notarisklerk te Antwerpen, klom hij op tot ontvanger der
registratie aldaar (1821) en later te Eeklo en Gent (1835). Hij was lid van het
Koninklijk Nederlands Instituut (1821), de commissie voor de Rerum belgicarum
scriptores (1827) en van de Commission royale d'histoire.
De `vader van de Vlaamse beweging' genoemd leidde hij
zijn volgelingen meer bepaald in een apolitieke richting, geconcentreerd rond
taal-, spellings- en literaire problemen. In 1810 maakte hij zijn literair
debuut met poëzie en toneelwerk. Onder koning Willem i slaagde hij erin
carrière te maken, waarbij hij een veelzijdige literaire en
publicistische activiteit aan de dag legde. Vooral zijn gedicht Aen de
Belgen - Aux Belges (1818) maakte indruk voor zijn pennestrijd met Sylvain
van de Weyer: De la langue belgique (1829).
In zijn historisch en literairhistorisch werk stelde hij
zich waarderend én kritisch op: hij was een zelfstandig denkend en
handelend Zuidnederlander, die steeds het aandeel van het Zuiden in de opbouw
van de algemene taal, letterkunde en geschiedenis bevestigde: zo in zijn
Verhandeling over de