Vriesland, Victor Emanuel van
Nederlands dichter en criticus (Haarlem
27.10.1892-Amsterdam 29.10.1974). Verliet het Haagse gemeentelijk gymnasium in
de vijfde klas; studeerde twee jaar oude talen en wijsbegeerte bij J.A.
Dèr Mouw en van 1913 tot 1914 Franse letterkunde in Dijon. Het uitbreken
van wo i verhinderde voortzetting daarvan; sindsdien verbleef hij in versch.
plaatsen, waaronder Rotterdam en Amsterdam. Een jaar na het uitbreken van wo ii
dook hij onder en kwam na de bevrijding weer terug in Amsterdam. In 1954
verleende de Rijksuniversiteit van Leiden hem een eredoctoraat in de letteren.
Van 1931 tot 1938 was hij als redacteur voor letteren en kunst verbonden aan de
NRC; voorts verrichtte hij redactionele arbeid voor De Groene
Amsterdammer, De Vrije Bladen, Forum, Kroniek van Kunst en Kultuur en De
Nieuwe Stem. In talrijke bestuursfuncties maakte hij zich verdienstelijk,
o.a. als voorzitter van het pen-centrum, als vice-president van de
internationale pen-club, in de Vereniging voor letterkundigen en de
Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
Van Vrieslands poëzie toont een spanning tussen een
wat droge, maar heldere formulering en een ontroering teweeggebracht door het
levensraadsel zoals dat wordt gesteld aan de grens van het bestaan, de dood.
Het verglijden van alle gebeurlijkheden voert tot de vraag naar duur of
`eeuwigheid', welke schijnbaar wordt verleend door een ervarend `ik'. Maar ook
dit `ik' is ten slotte vergankelijk, een overweging die de angst oproept. Tegen
de dreigende vernietiging stelt het `ik' zich te weer door poëzie als
Tegengif - titel van een bundel uit 1959 - te bereiden. In gedichten
zich prijsgevend kan het `ik' zich daarin hervinden. In de soms beklemmende
beslotenheid van het bestaan wordt het `ik' aldus ook gedreven zijn
betrekkingen, bijv. tot de voorgeslachten, te bezien. In zijn essayistisch werk
onderzoekt Van Vriesland de grondslagen van de verstandhouding, steeds
gefascineerd door het zwijgende mysterie dat de mens omgeeft. De scherpzinnige
concentratie op de levensproblematiek zet zich voort in de toegewijde aandacht
voor de formulering en de techniek van gedichten zoals deze blijkt uit de
talrijke kritieken die hij schreef. Deze occupatie van het denkende dichten of
dichtende denken verklaart enigszins zijn hoge waardering voor Valéry en
Dèr Mouw; daarin lijkt zich een affiniteit met die figuren te spiegelen.
Als beheerder van de literaire nalatenschap van J.A. Dèr Mouw bezorgde
Van Vriesland de zesdelige uitgave van diens Verzamelde werken
(1947-1949).
Van Vriesland heeft talrijke vertalingen op zijn naam
staan en versch. bloemlezingen samengesteld, o.a. de klassiek geworden
Spiegel der Nederlandse poëzie (5 dln., 1939-1954). Zijn werk werd
bekroond met de Constantijn Huygensprijs (1959) en de P.C. Hooftprijs
(1960).