Vries, Theun de
Eig. Theunis Uilke de Vries, Nederlands prozaschrijver en
dichter (Veenwouden 26.4.1907). Na zijn gymnasiumtijd te Apeldoorn werd hij
opgeleid voor bibliothecaris. Was als zodanig werkzaam, o.a. te Sneek, tot
1937. Tijdens de economische crisis leerde hij het socialisme kennen; ging in
1935 over tot het communisme. Was enige jaren als journalist verbonden aan het
Volksdagblad te Amsterdam. Tijdens wo ii actief in het verzet en
geïnterneerd in Amersfoort. Na 1945 enige tijd tweede-kamerlid voor de
communistische partij, waarmee hij echter later brak, zonder zijn marxistische
levensvisie op te geven. Hij reisde veel en bleef als letterkundige werkzaam te
Amsterdam. In 1979 ontving hij een eredoctoraat van de universiteit van
Groningen.
Hij begon als dichter, maar ging vrij spoedig op het
proza over. De roman Rembrandt (1931) was weliswaar wat al te hoog
gegrepen, maar vond toch veel waardering (bekroond door de Maatschappij der
Nederlandse Letteren). Zijn ware talent toonde hij in de streekroman
Stiefmoeder Aarde (1936), traditioneel-realistisch opgezet in zeven
episodes, de kroniek van een Fries boerengeslacht gedurende de door sociale
tegenstellingen zo bewogen tweede helft der 19de eeuw. Het werk bevat
jeugdherinneringen van de schrijver, evenals Het rad der fortuin (1938)
en Noorderzon (1958), waarmee het later gebundeld verscheen onder de
titel Het geslacht Wiarda. Eveneens grotendeels gebaseerd op
jeugdherinneringen zijn de door hun bondigheid nog beter geslaagde novellen uit
bundels als De tegels van de haard (1941, in 1948 herdrukt als De
Friese postkoets) en De namen in de boom (1967).
Als autodidact heeft De Vries zich een grote historische
kennis eigen gemaakt, hetgeen niet alleen blijkt uit zijn biografische
verhandelingen over uiteenlopende figuren als Oldenbarneveldt, Schimmelpenninck
en Spinoza, maar ook uit zijn meestal omvangrijke historische romans met
sociale inslag als het Babylonische verhaal Sla de wolven, herder (1946)
en de trilogie rondom het revolutiejaar 1848 (Een spook waart door
Europa, 1948; Nieuwe rivieren, 1949; De vuurdoop, 1954). In
dit verband moet ook zijn uitvoerige historische monografie Ketters.
Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht (1982) genoemd
worden. Daarin schrijft hij als marxist een bijzonder stuk onofficiële
geschiedenis, waardoor hij in staat gesteld wordt de belangen te tonen die de
officiële instanties of de gevestigde machten hadden bij de bestrijding
van afwijkend en politiek onwelgevallig gedrag.
Het sociale element spreekt ook uit zijn
kunstenaarsromans, het Van-Goghverhaal Ziet een mens (1963, herdrukt in
1972 als Vincent in Den Haag) en het enorme drieluik Moergrobben
(1964), geïnspireerd op Jeroen Bosch.
Terwijl de jonge De Vries zich niet zelden door zijn
dogmatisme en (res)sentimenten liet meeslepen, werd zijn toon in later jaren
milder. Bijzonder aardig zijn de, subjectief gekleurde, `literaire
herinneringen' aan figuren als Boutens, Coster, Ter Braak, Nijhoff e.a. in
Meesters en vrienden (1962, heruitg. 1980). Sinds 1968 schreef hij voor
enkele omroepen tal van hoorspelen, o.a. de cyclus Stiefmoeder Aarde
(1975-1976). In 1968 werd zijn proza bekroond met de P.C. Hooftprijs en in 1984
ontving de uiterst produktieve schrijver de Henriëtte Roland
Holstprijs.